Kiezelstenen keilen
Home The World Series
Zij duwde tegen het krabbetje met zijn schitterende schaal. Het rolde van de tafel in het zand, waar het onmachtig en radeloos bleef spartelen met zijn poten; ook zijn wereld was tenslotte zo-even op zijn kop gezet! Mary voelde, starend naar de verte achter het rif vol kolkend schuim, de eerste vlagen van paniek toen de gevolgen van haar besluit zich opdrongen aan haar geest. Mijn God, zestig en dan met zoiets dergelijks bezig zijn. Waarom had ze niet geleerd dat soort impulsen te bedwingen toen ze jong was? Wat had haar in die beslissende fase van haar leven doen besluiten zich te onttrekken aan alles wat ook maar eventjes vervelend was om elders weer haar tenten op te slaan? Het had haar een goed huwelijk gekost, een ramp zonder weerga, zeker twee fantastische mogelijkheden in haar loopbaan, plus elke kans op geborgenheid die ze ooit maar had gehad! Ze had nooit spijt gekregen van wat ze had gedaan; bedacht zich geen moment nadat zij haar besluit genomen had, maar mijn God, wat kon ze toch panisch worden! Ze wist nooit precies waar zij dan zo over in zat, bespeurde in zichzelf nooit iets van angst in de gangbare betekenis van het woord, maar voelde zich voortdurend schuldig over het verlaten van het schip en vond het heel verontrustend dat zij zich zo vaak liet overrompelen door een dierlijke impuls die haar op cruciale momenten de greep op de koers van haar leven deed verliezen. Maar al te goed kende zij de zwakke kanten van haar aard.

Een kleine jongen kwam op blote voeten over het grasveld op haar af gehuppeld, sprong op en gaf een tik tegen het bord met `Pas op voor vallende kokosnoten' dat daardoor nog losser kwam te zitten aan de hellende palmboom. Ze moest een hand boven haar ogen brengen om te kunnen zien hoe hij dansend in het zonlicht aankwam. Het leek haar een idyllisch beeld van Polynesie, zoals hij met een schuiver tot stilstand kwam en bleef staan, omlijst door een stralenkrans van zonlicht, met op de achtergrond de baai en het rif.
`Ben je echt?' vroeg ze met ingehouden adem starend naar het beeld, inwendig kreunend om haar woordkeus.
`Mijn vader vraagt wie u bent mevrouw. Wat doet u in het huis van Mister Kingsley?'
Hij deed een pas naar achteren en huppelde, boodschap overgebracht, afwezig en geduldig wachtend op een antwoord.
`Nou, zeg maar tegen je vader dat dit huis niet meer van Mister Kingsley is, het is de nieuwe bibliotheek!'
Ze had iets vinniger geantwoord dan haar bedoeling was, de jongen hield op met springen en keek haar behoedzaam aan, zodat zij haar toon verzachtte met een glimlach.
`En ik ben geen mevrouw, ik ben Mary, Mary Simpson. Ik kom hier als bibliothecaresse van het eiland.'
Ze glimlachte en stak een arm uit om de jongen door zijn haar te strijken maar daar wilde de jongen niets van hebben en hij ontweek haar door een stap naar achteren te doen. Was hij geschrokken, of leek dat maar zo?
`Hoe heet je?' vroeg ze, nog steeds glimlachend.
`Solomana,' zei hij. `Wat is een biblicares?'
`Dat is iemand die voor boeken zorgt en ze uitleent aan mensen die ze willen lezen. Wil je het zien?' Ze wees naar achteren, in het huis en naar het gebouwtje daarachter waarvan het nieuwe golfijzeren dak glansde in de zon.
`Ik kan lezen.' Solomana stak zijn kin naar voren en zette zijn handen in zijn zij.
`Dat geloof ik best. Wat voor boeken lees je graag?'
`Ik heb een heleboel gelezen. Ik heb een keer een boek van Hans Christiaan Andersen gelezen en ik heb Oliver Twist gelezen en ook Alice in Wonderland. Ik kan alles lezen. Pak maar een boek. Dan zal ik't laten zien.'
Er lag nu een gespannen en vastberaden uitdrukking op zijn gezicht en hij fronste de wenkbrauwen toen Mary, voor het eerst op het eiland, begon te lachen; hartelijk lachend wierp ze het hoofd achterover waardoor het late zonlicht op haar glanzende , zilvergrijze haar viel.
Solomana draaide zich vol afkeer knorrig om en wilde gaan.
`Ach nee, joh, ik lachte je niet uit, echt niet. Ik lachte van plezier!'
Ze zou hem moeilijk duidelijk kunnen maken hoe curieus zijn literatuurkeus in haar ogen was. Los van de vraag of hij echt iets van die belangrijke boeken had begrepen, vroeg zij zich af welk beeld hij zich aan de hand van die werken uit de Victoriaanse tijd van Groot-Brittannie had gevormd. Wie had hem op hun spoor gezet?
`U hebt scheve tanden!' Met een lichte grijns op zijn gezicht keek hij haar aan. `En u bent heel mager. Eet u wel genoeg?'
Dat was haar verdiende loon. Ze werd niet kwaad maar diende hem grinnikend van repliek: `Ja, maar jij borstelt nooit je haar! Heb je geen kam?'
Hij keek haar vanuit zijn ooghoeken aan, zag toen de humor daarvan in en lachte op zijn beurt.
`Oke Mary. U bent oke, denk ik. Mag ik morgen terugkomen, dat u me dan de bibli-teek laat zien? Ik wil nog meer dingen lezen. Mister Erik zegt dat boeken je alles kunnen leren.'
`Nou, dat is waar en natuurlijk mag je morgen terugkomen. Hoewel we nog niet officieel geopend zijn, zal ik jou een speciale rondleiding geven.'
Ze stond op om iets te drinken voor hem te halen en dacht aan de enkele dagen van totale rust die zij zich zelf in het vooruitzicht had gesteld, maar hij intrigeerde haar heel sterk en ze zou hem ook meteen wat dingen over het dorp kunnen vragen.`Wie is Mister Erik?' Zij draaide zich om maar Solomana liep met vastberaden stappen weg door het zand.

Zij had de totale duisternis van de nacht in het Stille Oceaan gebied onderschat en sliep onrustig, voelde zich opgesloten en nietig en miste het achtergrondlicht van de stad.
Gebonk op de deur deed haar met een schok ontwaken en bracht ongewenste herinneringen boven die voortvloeiden uit ongewenste dromen en het duurde even voordat ze weer terug was in het heden. De vlammende ogen van Solomana verrieden zijn ongeduld.
`U zei, u zou me de boeken laten zien!'
`Allemachtig, hoe laat is het?' De baai lag roerloos in de weerspiegeling van het vroege zonlicht en ze had het allemaal rustig in zich op willen nemen maar de jongen wrong zich al ongedurig langs haar heen.
`Zeg jongeman, wacht jij eens even!' brulde ze. Hij verstijfde en zijn hele houding veranderde. Hij bleef ineengedoken in de gang staan, zijn handen tussen zijn knieën en met gebogen hoofd. `Het lijkt wel een geslagen hond!' dacht ze. Ze kreeg daardoor met hem te doen. Ze ging hem kalm voor naar de veranda, schonk wat vruchtensap voor hem in en zei hem geduldig te blijven zitten totdat zij zich had aangekleed.
Zijn nieuwsgierigheid bleek onuitputtelijk toen hij, eenmaal weer op zijn gemak, met haar langs de rijen boeken liep. Hij wilde precies weten wat er te halen was voordat hij een keuze maakte en luisterde gespannen naar haar uitleg. Na afloop van de rondgang kwamen ze weer bij de deur.
`Nou, wat vind je ervan? Zou je het eerste erelid van deze nieuwe bibliotheek willen worden'
Ze zag dat hij verwoed naar woorden zocht.
`Kan ik vandaag al boeken lenen? Nu?'
`Natuurlijk. Je kiest maar wat uit terwijl ik een kaart voor je maak.'
Ze was trots op zichzelf. Hier ging het om, dacht ze, nu bleek dat haar besluit om hier naar toe te gaan juist was geweest. Ze moest zijn achternaam en zijn adres weten maar wilde hem niet storen bij zijn gretige zoeken en ging daarom naar de keuken om een kop koffie voor zichzelf in te schenken. Toen ze terugkwam stond hij met een opengeslagen boek in zijn handen te wachten bij het bureau.
`Wat, een maar? Je mag er maximaal vier meenemen.'
`Ik wil dit lezen,' zei hij ernstig en legde het neer om het door haar af te laten stempelen.
It's Alright to Tell van James Dixon.
Het boek was bedoeld voor een Nieuw-Zeelands lezerspubliek, vooral geschreven voor kinderen uit de achterstandswijken van de grote steden en dan met name Auckland. Het was heel geschikt voor Polynesische kinderen, maar was vooral bedoeld voor slachtoffers van kindermishandeling!
`Weet je zeker dat je dat wilt hebben? Begrijp je waar het over gaat?' Ze werd van haar stuk gebracht door de bedreiging van haar paradijs die hierin opgesloten lag, maar was vastbesloten dit omzichtig te benaderen.
`Ik weet heel goed wat ik wil,mevrouw. Kan ik dit boek meekrijgen?' Hij keek haar uitdagend aan en ze begreep dat zij het hem zonder verder vragen mee moest geven als ze niet het gevaar wilde lopen om hem voor altijd kwijt te raken. En dan, wat wist ze van die jongen? Niets. Wat ze te horen zou kunnen krijgen deed haar hart verstenen.
`Ja, je kan het meenemen.' Ze stempelde het boek af en gaf het hem. Hij draaide zich om en wilde gaan.
`Solomana.'
Hij bleef staan en draaide zich om, weer met een vragende blik.
`Ja,mevrouw.'
`Zeg, als je wilt kunnen we nog wat fruit persen, op de veranda gaan zitten en wat kletsen. Heb je daar zin in?'
Het haast onmerkbare trekken van zijn gezicht deed vermoeden dat hij er zo snel mogelijk vandoor wilde, maar hij aarzelde lang genoeg om haar de kans te geven om te zeggen:
`Ik ken eigenlijk niemand op het eiland. Jij bent de eerste met wie ik hier bevriend raak en een vriend om mee te praten kan ik juist nu heel goed gebruiken.'
Hij liep van de veranda weer naar binnen; ging op het boek zitten alsof het weg zou kunnen waaien en keek haar gespannen aan.
`U wilt natuurlijk weten waarom ik dit boek wil hebben,ja?'
`Niet als je dat niet aan mij wilt vertellen.'
`Dat is in orde. U bent oke, mevrouw, maar u moet er met niemand over praten, ja?'
`Is het zo belangrijk?' Ze vermeed het zich vast te leggen op een belofte, maar voelde dat hij het hoe dan ook aan haar vertellen wilde, liep naar de kamerdeur en duwde die dicht, op een kleine kier na, zodat hij weg kon komen als hij dat wilde.
Het verhaal kwam er in een stroom uit: over zijn vader die hem verhuurde aan een of andere Deen, een zekere Erik Rasmussen, telkens als die het eiland aandeed, wat zo'n drie keer per jaar het geval was. Hij moest in het vakantiehuis van Mister Rasmussen wonen zolang hij er was, zogenaamd om huishoudelijke karweitjes te verrichten. Zijn vader kreeg vooruit betaald. Maar Rasmussen wilde blijkbaar meer dan het verrichten van lichte huiselijke bezigheden. Volgens Solomana wist zijn vader waarschijnlijk wat er aan de hand was, maar had hij het geld nodig om te gokken en voor sterke drank. Zij omklemde met haar handen de rand van de tafel en haar nagels drongen in het hout, maar ze bleef beheerst en meelevend naar hem kijken.
Solomana was absoluut niet ontdaan en gaf zelfs toe sommige dingen die zij samen deden wel prettig te vinden, maar had genoeg gelezen, genoeg gehoord om bang te zijn voor de gevolgen van wat hij had gedaan, vooral dat hij na zijn dood rechtstreeks naar de hel zou gaan!
Mary was blij dat hij ten slotte ophield en zij hem nog iets te drinken aan kon bieden. Dit was voor alles een kerkelijk eiland. Hij werd gekweld door verwarring en door de bijbel ingegeven schuld. `Wat moest hij doen?'vroeg hij. Wat kon hij doen, dacht zij, overmand door de implicaties van wat zij had gehoord. Zij zaten beiden in gepeins verzonken toen plotseling de deur openvloog en Tetuanui met haar armen vol boeken naar binnen stoof.
`Zo, daar bent u . U bent al in de weer. Wat doe jij hier Solomana? Zit je weer die verhaaltjes van je op te dissen? Je weet dat God je niet zal vergeven als je leugens vertelt, zeker niet over buitenlandse mensen. Heb je mevrouw Simpson bedolven onder je praatjes over Mister Erik en je vader? Word je dan nooit wijzer? Je moet een flink pak rammel hebben, jij!'
Solomana keek even naar Tetuanui's gezicht, dook weg voor de uitgestrekte armen en vluchtte ondanks protesten van Mary naar buiten, het stralende zonlicht in. Mary kon alleen maar machteloos staren naar het snel verdwijnend silhouet.
`Alweer een mooie dag, Mary. Waar hebben we Gods rijke zegen dan toch aan te danken vraag ik me altijd af.'
Tetuanui vulde de kamer met haar weidse gebaren en haar weerbericht. Ze nam aan dat alle buitenlanders weerberichten als een levensbehoefte gretig tot zich namen. Mary vroeg zich af of zij zojuist wakend had gedroomd.
Tetuanui moest als assistent voor Mary gaan werken. Zij was een gezette, vriendelijke vrouw die in haar katoenen bloemetjesjurk deinde als een zeilboot op de oceaan. Haar bewegingen waren ondanks haar zware bouw zo bevallig en elegant dat Mary zich bij haar vergeleken hoekig en misvormd vond. Ze rook naar bloemen en tot nu toe had Mary zich in haar gezelschap geheel op haar gemak gevoeld.
`Nou, Tetuanui, ik geloof niet dat hij loog.'
De opgewekte uitdrukking op Tetuanui's gezicht verdween als sneeuw voor de zon; ze keek Mary verstoord aan, met samengeknepen ogen en opeengeklemde lippen, een afkeurend vertrokken mond.
`Mary, hoe lang ben je hier nou al? Vijf minuten, ja? Jij weet niet wat wij weten. De vader van Solomana is een fatsoenlijke man en zijn moeder, God hebbe haar ziel, is al een hele tijd dood. Die arme man moet de jongen helemaal in z'n eentje grootbrengen en ik kan je wel zeggen dat dat niet eenvoudig is. Solomana is van de duivel bezeten en hij stelt al ons geduld als christenen op de proef met de moeilijkheden die hij steeds meer weer veroorzaakt als hier een nieuw iemand komt. Hij trapt iedere dag weer op mijn graf! Die jongen is verdorven, verdorven. Hij veroorzaakt steeds weer moeilijkheden. Er wordt wel gezegd dat hij onweer aan de hemel brengt en haaien in de baai, maar aan dat soort praat doe ik niet mee, dat is God niet welgevallig, maar Mary, luister wat ik zeg, laat je absoluut niet met hem in. Wacht totdat ik het tegen zijn vader heb gezegd. Dan krijgt hij het pak slaag dat hij verdient voor dit alles. Al helpt dat dan geen zier. Overal brengt die jongen onheil.
Na dit te hebben gezegd, viel Tetuanui met een plof in een stoel, vouwde, alsof zij het aardse kwaad wilde weren, haar zware armen over elkaar en schudde herhaaldelijk het hoofd. Het zweet parelde op haar huid en ze hijgde van opwinding.
De woorden waren christelijk maar haar blik verried talloze oude en doorbroken taboes en Mary kreeg het gevoel dat zij verzeild was geraakt in iets waar zij geen greep op had. Ze huiverde maar gaf geen krimp.
`Wie is die Erik Rasmussen, Tetuanui?'
`O, Mister Rasmussen is een prima kerel. Het is iemand die ons beter begrijpt dan de meeste Europeanen en toeristen. Hij komt hier alleen maar op vakantie, maar hij is heel rijk, hoor. Zoveel geld heeft hij gegeven voor de kerk en het gemeenschapshuis en, ja Mary, ook voor de bibliotheek!'
Nadat zij, met haar machtige armen over elkaar geslagen, de zaak bevredigend had afgehandeld, keerde Tetuanui's glimlach terug en ze draaide zich om. Het gesprek was duidelijk afgelopen.
`Wil je nog wat koffie, Mary? Zal ik kaarten voor die boeken maken?'
Kiezelstenen keilen Deel 1
daverich1054004.jpg
Em.Querido's uigeverij:Amsterdam 2001