Kiezelstenen keilen
Home The World Series

Mary deed die nacht nauwelijks een oog dicht, worstelend met talloze gewetensvragen.Waarheid, leugens, taboes, goed en kwaad, spookten door haar hoofd. Ze wist genoeg van de Polynesische samenleving om te beseffen dat de zaken altijd minder zwart-wit waren dan het leek. Het christendom gaf hier de toon aan, maar het was doortrokken van geheime of verdrongen mythen. De oude goden waren nooit helemaal afwezig en aan hun eis tot het brengen van offers en concessies ter wille van het algemeen belang moest nog altijd worden voldaan. Toen ze indommelde werden haar dromen optochten van gedaanten en visioenen uit de hel en het ochtendlicht loste niet een vraag op.
Het was zondag en ze besloot naar de kerk te gaan. Misschien waren de antwoorden daar te vinden als zij God er rechtstreeks naar zou vragen, maar welke God kon haar een antwoord geven? Zij zette, nuchter als zij in wezen was, de verschrikkingen van die nacht van zich af en hield zichzelf voor dat angst en overdrijving maar al te gemakkelijk haar metgezellen werden zodra zij door duisternis in eenzaamheid gehuld was. Ze kleedde zich, in aanmerking genomen dat haar halve garderobe nog niet was aangekomen, zo mooi mogelijk aan, deed ondanks Tetuanui's stellige bewering dat dit niet nodig was de voordeur op slot en ging, wat optimistischer gestemd, op weg.

Zij sloot zich aan bij de rij van kerkgangers in hun prachtige zondagse kleren. De mannen waren in kostuum met das, hoewel enkele ouderen de traditionele omslagdoek droegen . Zij zagen er allemaal schitterend uit, evenals de vrouwen in hun stemmige jurken en witte strooien hoeden, met hier en daar een versiering , maar nooit al te frivool. Het was een facet van het leven in het Stille Oceaan gebied dat Mary zowel boeide als beschaamde. De plechtige zondagsviering, sinds lang verwaarloosd door velen in het westen, had voor de bewoners van de eilanden in de Stille Oceaan nog steeds een grote aantrekkingskracht, ook al vreesde Mary dat die zijn langste tijd gehad had. Toen het aanzwellende gezang de kerk vulde, door de open ramen naar buiten dreef en zich verspreidde over de baai, voelde zij zich daar niet thuis, niet op haar gemak. Zij was niet alleen de enige blanke, ze voelde zich ook naakt en dat niet voor het eerst, het was alsof ze in de verkeerde fase van haar leven op de verkeerde plek zat. Ze probeerde voldoende rust te vinden om na te gaan wat er was gebeurd, maar wist alleen Tetuanui's blik te vangen, die stralend naar haar keek en blikken van anderen die dat niet deden. Ze probeerde tevergeefs Solomana en zijn vader in de menigte te ontdekken, wat haar twijfel en haar zorg nog weer vergrootte. Met een zekere opluchting liep zij na de dienst de kerk uit en haalde diep adem in de buitenlucht.
`Nou, hoe bevalt u het nieuwe leven hier?' De dominee schudde bij het hek van de begraafplaats krachtig haar hand.
`Wel, dominee, ik denk dat het heel goed zal bevallen. Bedankt overigens voor een prachtige dienst.'
Hij glimlachte en ging verder, nog steeds met haar hand stevig in de zijne. `Ja, er komen maar heel weinig buitenlanders naar de kerk terwijl er zo over de eilanden verspreid toch heel wat zijn. Vooral de Nieuw-Zeelanders. De Nieuw-Zeelanders stellen me teleur. Ik moet u zeggen dat ik dolblij ben dat we nu eindelijk een bibliotheek hebben. Tetuanui zegt dat u een heleboel mooie boeken hebt. Misschien zal ik een keer gebruik maken van uw diensten, zoals u dat van de mijne doet.'
`U bent van harte welkom, dominee. Misschien kunt u bij het verspreiden van Gods woord ook een paar woorden over de bibliotheek verspreiden.' Mary trok voorzichtig haar hand terug. Hij lachte, zijn hele lichaam golfde van de pret.
`Ah, ik denk dat we goed met elkaar op zullen schieten. Het is me niet ontgaan hoe bezorgd u in de kerk keek, misschien kan ik u helpen als u met iets zit.'
De glimlach was verdwenen en hij keek haar onderzoekend aan. Wat had Tetuanui hem nog meer verteld? Ineens wilde ze weg en ze zocht naar de juiste woorden.
`O, het is niets bijzonders. Ik ben alleen maar moe van de verhuizing, denk ik. Over een paar dagen zal ik me wel weer beter voelen.'
`Dat begrijp ik, hoor. U voelt het ritme van het eiland nog niet aan. Ik weet zeker dat u zich geen zorgen meer zult maken zodra u dat te pakken hebt.'
Hij had nog steeds die doordringende blik en ze voelde die in haar rug toen ze snel van hem vandaan liep. Ze voelde haar oude angsten terug komen. Ze voelde een klem op haar borst en was bang dat nu alles mis zou gaan. Het hele avontuur begon snel zijn glans te verliezen. Er waren te veel slangen in wat haar het paradijs geleken had en ondanks de warmte van de ochtend kreeg zij een kil en huilerig gevoel.
Ze kwam bij het huis en vloog naar binnen, sloot de luiken en deed de deuren achter zich op slot waarna zij zich voldoende veilig waande om te gaan zitten en na te denken. Wat was er van haar geworden, dat ze niet tegen de geringste moeilijkheid was opgewassen en als eerste reactie de behoefte voelde weg te lopen? Ze moest greep op de zaak zien te krijgen! Alles uitzoeken en op een rij zetten! Wat was er nu eigenlijk aan de hand? Niets bijzonders. Zeker niet iets om zo opgewonden van te raken. Was die angst misschien iets van vroeger, niet van nu? Was het misschien de ongewenste bagage uit levensfasen die zij achter zich gelaten had.
Mary ging in het licht dat door de spleten van de luiken naar binnen viel ernstig bij zichzelf te rade. Haar intuitie had haar misschien misleid. Tenslotte was die in het verleden uiterst wisselvallig gebleken. Misschien was Solomana gewoon een jokkebrok die om aandacht te krijgen haar leven met een verzinsel op zijn kop gezet had. Tetuanui leek in ieder geval heel verontwaardigd over wat de jongen deed en er was geen enkele reden om aan haar oordeel te twijfelen. Ze kwam tot de conclusie dat bij een overdreven reactie niets te winnen viel. Ze kreeg Solomana vast wel weer te zien en als ze het dan voorzichtig aanpakte zou zij te weten kunnen komen wat -waar of niet - achter zijn verhaal stak. Intussen was er werk aan de winkel en nadat ze het zonlicht weer tot de woning toegelaten had, stopte ze al haar energie in het catalogiseren van de boeken en het maken van stickers. Niets echter kon de knagende angsten in het diepst van haar gemoed tot zwijgen brengen.
De week daarop was er zoveel te doen dat ze nauwelijks tijd had om lang stil te staan bij Solomana met zijn praatjes. De bibliotheek bleek erg in trek en ze bedacht dat ze meer boeken uit Nieuw-Zeeland moest laten komen om aan de groeiende vraag te kunnen voldoen. Het was toen zij een brief opstelde naar de directeur van de bibliotheek in Auckland dat zij Solomana terugzag.
Kort nadat ze de bibliotheek aan het eind van de dag had afgesloten en achter haar schrijfmachine zat, hoorde zij een nauwelijks waarneembaar tikken tegen het raam aan de achterkant van het gebouw. Er was daar alleen maar struikgewas en aanvankelijk dacht ze dat het een tak was of een nieuwsgierige beo. Maar ze kwam toch overeind om te kijken en zag Solomana gehurkt onder het luik zitten.
`He, wat doe jij daar? Waarom kom je niet aan de voordeur?'
Hij keek naar haar op, zijn gezichtje vertrok en hij barstte in tranen uit.
`Mag ik binnenkomen, mevrouw? Nu, door het raam hier?'

Toen hij eenmaal binnen was hield zij hem in haar armen totdat de tranen opdroogden en wachtte geduldig op het moment dat hij weer uit zijn woorden zou kunnen komen.
`O, mevrouw, ik had hier niet moeten komen. Ik breng u ook alleen maar in de moeilijkheden.'
Zijn blik ging schichtig door de kamer alsof hij op het punt stond om te vluchten.
`Maak je over mij geen zorgen, Solomana. Ik krijg geen moeilijkheden. Nou, je bent me op komen zoeken. Waarom? Wat is er met je gebeurd? Waarom ben je zo van streek?' Ze legde een hand op zijn schouder maar hij kromp met een gil ineen.
`Laat eens kijken, Solomana. Waarom doet dat pijn?'
Langzaam trok de jongen daarop zijn hemd omhoog.
`Mijn God! Wie heeft je dat aangedaan? Arm kind!'
Zijn huid zat onder de striemen en blauwe plekken, zowel van voren als van achteren. Mary bleef stokstijf staan, niet in staat om zich te verroeren; niet in staat om na te denken over wat er hierna moest gebeuren.
`Oke, om te beginnen moeten we met je naar de dokter.'
`Nee!' schreeuwde hij en holde naar de deur. `Nee, geen dokter! Ik hoef niet naar de dokter. Ik knap wel weer op. Ik moet nu alleen maar even weg zijn!'
De woorden stroomden eruit nu hij van angst bezeten raakte. Ze ging snel tussen hem en de deur staan en hief haar handen op, met gespreide vingers, om te laten zien dat zij geen dwang of bedreiging vormde.
`Het is goed, Solomana, het is goed zo. Jij blijft hier. Ik ga iets te drinken voor je halen. Hier kan je niks gebeuren.'
Hij leek te geloven wat ze zei en liet zich neervallen in een stoel, zacht kreunend en met het hoofd in zijn handen. Mary zorgde dat haar stem kalm en geruststellend zou klinken voordat ze weer iets tegen hem zei.
`Beste vriend, wat we ook doen, je zal me toch moeten vertellen wat er gebeurd is, anders kan ik niets voor je doen.' Ze ging naast hem zitten maar deed geen poging om hem aan te raken, al snakte zij ernaar hem in haar armen te nemen om alles weer goed te maken.
`Kun je me nu vertellen wie je dit heeft aangedaan en waarom dat was? Wat heb je gedaan dat je zo’n pak slaag verdient?'
Hij hief het hoofd op en keek haar recht in de ogen. Wat ze te zien kreeg was het gezicht van een jonge jongen, maar achter zijn blik bespeurde zij de levenservaring van een oude man.
`Mijn vader zegt dat Mister Erik volgende week weer terugkomt. Ik heb tegen hem gezegd dat ik deze keer geen zin heb om bij Mister Erik te logeren. Het is de laatste week op school en ik wil op school zijn. Ik leer nooit iets echt goed als ik niet op school zit.'
`Wat zei je vader toen?' Mary kon duidelijk zien wat de reactie van zijn vader was geweest maar ze wilde dat Solomana dit zelf onder woorden bracht. Ze wilde nu geen enkele twijfel meer hebben.
`Hij zei dat ik ondankbaar was en egoistisch. Hij zei dat Mister Erik heel veel voor het dorp deed en in ruil daarvoor alleen maar wat hulp in huis wou hebben. Hij zei dat ik niet het recht had om te weigeren en dat ik moest doen wat me gezegd werd.' De tranen sprongen hem weer in de ogen en terwijl hij verderging kneep hij zijn handen dicht.
`Ik schreeuwde tegen hem. Ik schreeuwde tegen mijn vader. Ik wilde hem laten weten wat Mister Erik met me doet maar ik denk dat hij dat al weet. Toen werd hij razend en sloeg me. Ik ben een slechte jongen. Ik geloof dat ik het nog niet zo kwaad bij Mister Erik heb. Ik ben een egoist. Ik verdien dat ik geslagen word.'
Mary kon haar tranen nauwelijks bedwingen toen zij hem tegen zich aan drukte. Hij moest nu beschermd worden maar zij vreesde dat hij niet de enige was.
Buiten begon een hond te blaffen en er klonken stemmen, voetstappen op de veranda. Ze bereidde zich voor op de onvermijdelijke bemoeienis van anderen.

Twee dagen later kwam de post al. De brief was kort en onomwonden. De Eilandsraad was van mening dat de bibliotheek een plaatselijke bibliothecaris moest hebben en Tetuanui zou met onmiddellijke ingang Mary's taken overnemen. Ze was niet geschrokken of zelfs maar enigszins teleurgesteld dat ook dit paradijs weer een illusie bleek te zijn geweest. De onwezenlijke tragiek van dit alles leek welhaast naadloos op haar leven aan te sluiten. Had zij dit alles veroorzaakt door haar komst? Nee, natuurlijk niet. Dat wist ze, maar ze had wel het stellige idee dat zij, waar ze ook kwam, als een magneet de rampspoed aantrok. Het was niet wat zij wilde; het enige wat ze wilde was gemoedsrust, maar die kon zij, waarheen ze ook vluchtte, nergens vinden.
Wat moest ze aan Solomana doen? Ze besefte dat hij in zijn eigen wereld grootgebracht zou worden, op een manier die zij nooit zou begrijpen. Ze had het gevoel dat hij zou overleven, meer ingegeven door hoop dan door zekerheid. Wat zou ze een rel schoppen zodra ze weer in Auckland was.
Maar ze besefte dat ze geen moed meer over had en weinig reserves om nog op te teren.
`Verdomme nog aan toe!'
Ze pakte haar koffers in.
Kiezelstenen keilen Deel 2
daverich1055003.jpg