13. Elfriede ontmoet de geesten
Als je goed luisterde, kon je boven het knetteren van het grote vuur het gorgelende geluid horen van de Surinamerivier, een levend organisme dat alles wat onverhoeds op haar weg kwam genadeloos verzwolg. Ergens in de verte schreeuwde een groep brulapen naar elkaar en in de bomen zaten de zwartgroene gifkikkers met een angstaanjagend gegil te roepen om hun soortgenoten: hoi, hoi, hoi.
Behalve het flikkerende licht van het vuur was de nacht sterrenloos en beklemmend donker. Elfriede klampte zich huiverend vast aan de rokken van haar tante. De dierengeluiden klonken als waren het de stemmen van de doden die een nieuwe rekruut in hun gelederen verwelkomden. Alle menselijke geluiden waren tijdelijk verstomd omdat iedereen in gespannen afwachting was. Een moeder probeerde haar baby die de opgebouwde spanning dreigde te verbreken stil te houden en het hart van Elfriede klopte in haar keel. Toen de trommels de stilte aan flarden scheurden en de dansers de open plek opstormden, schrok ze hevig en gilde het uit.
Het waren zeven lange dagen geweest sinds haar moeder was gestorven aan een hartaanval, zeven verwarrende en moeilijke dagen voor een meisje van negen. Ze had toegekeken hoe ze het lichaam van haar moeder hadden gewikkeld in lappen stof om het vervolgens op te baren in een hangmat in het dodenhuis. Alleen het gezicht en de voeten bleven zichtbaar, maar zelfs in die bizarre aankleding vond Elfriede het moeilijk te geloven dat haar moeder dood was. Ze had naast het dode lichaam gezeten toen verschillende familieleden de volgende dag langskwamen om afscheid te nemen en was met hen meegegaan naar het huis der voorvaderen om de geesten aan te roepen. Op de derde dag had ze geholpen het lijk te wassen en te hullen in zeven lagen katoenen stof. Daarna keek ze toe hoe de mannen de doodskist maakten en de versieringen aanbrachten die haar moeder verdiende. Ze was flauwgevallen toen men de deksel dicht had gespijkerd en naderhand had ze urenlang in haar eentje zitten huilen. Het begon tot haar door te dringen dat haar moeder echt dood was, maar ze werd in de war gebracht door de verhalen die familieleden haar vertelden over de wereld van de geesten en hoe ze met haar dode moeder kon praten op allerlei speciale manieren.
Op de vijfde dag had ze geholpen het maal voor de grafdelvers klaar te maken en toen de mannen naar de begraafplaats vertrokken om hun werk te doen deed ze mee in het begeleidende gegil en geschreeuw, zonder te weten waarom maar het deed haar goed om haar frustratie op die manier van zich af te schreeuwen. De mannen kregen een levende hen en een haan mee en daarna werd er opnieuw gezongen. Toen was het tijd om voor het laatst afscheid van haar moeder te nemen. Nadat een aantal familieleden de geest van haar moeder hadden gevraagd of het lichaam klaar was om te gaan, rende ze er naar toe en fluisterde ze een boodschap van liefdevolle belofte in het oor van de dode vrouw van wie ze zo veel had gehouden. Toen de mannen terugkwamen om de kist op te halen, lieten ze deze eerst driemaal de grond raken voordat ze hem langs alle huizen van het dorp droegen. Ze was er getuige van hoe haar tante in woede ontstak toen ze langs een huis liepen waar een oude man met koorts op bed lag en kon niet begrijpen waarom dat een slecht voorteken was. Tenslotte werd er een geweer afgevuurd waarna haar moeder in een uitgeholde boomstam over de rivier werd afgevoerd naar de begraafplaats die een stuk stroomafwaarts lag.
Vanaf dat moment merkte ze dat ze niet meer kon huilen, hoewel ze bang was voor wat de toekomst zou brengen. Ze zou deel gaan uitmaken van het gezin van haar tante en verwachtte dat dat bepaald niet makkelijk zou worden.
Het ritmische gedreun van de Skratji verplaatste zich bonzend via de aangestampte aarde naar de voeten van de toeschouwers. Het was onmogelijk om stil te blijven staan en overal in de groep begonnen mensen met hun lichaam te schommelen en te dansen terwijl het getrommel steeds indringender werd. De eerste dansers waren vrouwen op blote voeten, gekleed in lange, rode rokken met witte banden erop gestikt. Daarboven droegen ze blauwe blouses, de meesten voorzien van rode, witte en blauwe kwasten en franjes. Om hun hoofd was een scharlaken doek gebonden om het zweet op te vangen van de woest dansende vrouwen. Het was een dans om de Winti op te roepen, van wie Elfriede wel gehoord had maar verder weinig wist behalve dat het halfgoden waren die verondersteld werden zich zo snel als de wind te kunnen verplaatsen totdat ze besloten bezit te nemen van iemands geest. Er sprongen twee zangers naar voren die dansend en zingend op het beukende ritme elkaar aanriepen en beantwoordden. Ook de rest van de groep deed nu mee en vormde in rauwe samenzang het achtergrondkoor voor de zee van beweging die was ontstaan. Elfriede kon voelen hoe ze werd opgenomen in de kolkende massa van beweging en geluid. Ze gooide haar armen in de lucht en schopte wild om zich heen, zingend en schreeuwend, in navolging van de volwassenen om haar heen. Plotseling bevond ze zich in het midden van de open plek, omringd door rondtollende kleuren en haar hoofd verzadigd met geluid. Op een bepaald teken maakten de dansers plaats en vermengden zich met de omstanders. Elfriede had het niet gemerkt en bleef dansen en zingen, met haar ogen dicht en zich niet bewust van haar omgeving. Ergens aan de rand van haar bewustzijn hoorde ze het schelle, jodelende geluid toen de Winti de cirkel binnenstormden. Ze opende haar ogen en merkte dat ze omringd was door een aantal ronddraaiende figuren met lange linten en pluimen die overal om zich heen door de lucht kliefden, een kakofonie van kleuren veroorzakend en haar ledematen afwisselend striemend en strelend. Ze hadden witte strepen op hun gezichten en hun ogen leken op holle gaten in angstaanjagende schedels. Elfriede kon nog steeds niet stoppen met dansen en was zowel verontrust als gefascineerd door deze spookachtige figuren. Dit zijn de Winti, realiseerde ze zich. Ze zijn gekomen om mijn moeder te eren en ik moet hen eren omdat het goden zijn.
Misschien kwam het door al die geuren, kleuren en geluiden die haar zintuigen bestormden, maar Elfriede kreeg duidelijk de indruk dat één van de Winti speciaal op haar lette en diep in haar ziel keek. Hij danste hypnotiserend op haar af. Zo dichtbij was hij dat ze de god kon ruiken, ze kon hem inademen. Plotseling leek alle beweging aan de randen van haar gezichtsveld te bevriezen. Zij en de Winti bewogen nu in perfecte harmonie. Hij bevond zich nu zowel binnen als buiten haar lichaam, alsof ze elkaar geabsorbeerd hadden. De Winti leek uit de bewegende kleuren en de ritmische muziek een soort lichtgevende cocon te spinnen, waardoorheen ze nog net de hemelwaarts likkende vlammen van het vuur kon zien. Moeiteloos werden zij en de Winti door een enkele oogverblindende vonk in de lucht gegooid en omhoog getrokken. Ze voelde zich gewichtloos alsof haar lichaam was achtergebleven en zweefde als een kolibriveertje boven een warmtebron. Naar beneden kijkend, kon ze de deinende menigte rond het vuur zien. In de vlammen zag ze het gezicht van haar moeder dat haar toelachte opdoemen en aan de rand van de brandende houtstapel zag ze een kleine figuur gehurkt zitten, licht heen en weer zwaaiend, het hoofd gebogen en de armen met gespreide vingers ten hemel geheven. Ze herkende haar eigen lichaam.
14.Taak en belofte
Elfriede zou altijd moeite blijven houden onder woorden te brengen waar ze met de Winti geweest was die bewuste avond. Het was niet echt een plaats, maar ze was er wel degelijk geweest en de ervaring had veel echter dan een droom gevoeld. Later leerde ze dat Winti letterlijk 'wind' betekende maar meestal opgevat werd als 'ademtocht' of 'geest' en dat haar gewichtloze toestand die avond, hoewel onzichtbaar en zonder lichaam, wel degelijk een vorm van leven was.
"Elfriede Urmi."
"Ja." Ze schrok bij het horen van de stem maar was niet bang. Vier figuren doemden op uit de duisternis, schijnbaar menselijk maar glinsterend en gloeiend van binnen uit waardoor ze wist dat het geesten waren. In de schaduwen achter hen dwaalden andere figuren in uiteenlopende kledij rond. Sommigen droegen kettingen rond hun nek of enkels en allemaal leken ze haar bekend voor te komen, hoewel ze wist dat ze geen van allen ooit had gezien. Een van de geesten kwam naar voren.
"Jouw kra is heel sterk, mijn kind. We kunnen zien dat je niet bang bent. Dat is belangrijk. Je mag die onverschrokkenheid niet verliezen in de jaren die komen want jij bent verkozen om ons te vertegenwoordigen in de fysieke wereld. Ik ben de Tapu Kromanti en ik voer de bevelen uit van Anana Keduaman Keduampon in zaken betreffende de lucht."
Om zijn woorden kracht bij te zetten schiep de geest een visioen voor haar. Heel even werd ze onderdeel van de lucht, de wind en de wolken en ze begreep waarom ze bestonden. Ze kende de naam Anana, of Gran Gado zoals de meesten hem noemden. Hij was de god van de schepping en het oppermachtige wezen dat verantwoordelijk was voor al het zijnde. De geest die voor haar stond was slechts een god van de lucht. Onmiddellijk begreep ze wie de andere drie figuren waren: de Gran Winti, de godin van de aarde; de Watra Wenu, de god van het water en de Busi Winti, de godin van het oerwoud. Om de beurt verschenen ze voor haar en demonstreerden de terreinen waarvoor ze verantwoordelijk waren. In de kortst mogelijke tijd kreeg ze het inzicht in de werking van de vier basiselementen van het universum aangeboden.
De Watra Wenu sprak haar aan en ze kon tegelijkertijd het wezen van een waterval voelen.
"Sinds je geboorte heb je een taak en een belofte, Elfriede, toegewezen door Anana. Wat je zult worden hangt af van hoe je leeft, hoe je reageert op het universum, de levenden en doden om je heen en hoe je harmonie en balans tussen de elementen weet te bewaren. Mensen zijn zeer bedreven in het verbreken van harmonie. De meeste mensen zijn zwak en maken fouten. Jij zult ook fouten maken maar vanwege hetgeen wij je nu schenken zul jij meer macht dan normaal hebben over je eigen lot en dat van anderen."
Toen de Busi Winti naar voren kwam werd ze een blad aan een boom midden in het oerwoud.
"Je zult voorzichtig moeten zijn, Elfriede. Macht genereert verleidingen waar je tegen opgewassen zult moeten zijn. Je zult heel afgewogen moeten oordelen. Onthoud goed dat alles wat je doet wordt vastgelegd in je Yorka en nadat je aardse lichaam is gestorven zul je verantwoordelijkheid moeten afleggen over de inhoud van de Yorka. Wij zullen jouw Dyo Dyos zijn, je pleegouders in de wereld van de geesten. We zullen je kra versterken. Dit is een eer die jou te beurt valt. De meeste mensen worden begeleid door de doden van hun eigen familie, maar jij hebt een taak om uit te voeren en moet daarom met ons communiceren en onze adviezen opvolgen. Denk je dat je de verantwoordelijkheden die voor jou bestemd zijn zult kunnen dragen?"
Zonder aarzelen knikte ze en boog het hoofd. Ze was pas negen jaar oud maar droeg nu al de wijsheid van vele generaties voorvaderen in zich. Wat het ook mocht zijn dat Anana haar wilde laten doen, ze voelde zich er helemaal klaar voor.
De laatste geest die haar toesprak was de Gran Winti die haar omsloot in een rots zodat ze het ritme van het binnenste van de aarde kon voelen.
"Je zult hard moeten werken, Elfriede, harder dan je voor mogelijk houdt. Je moet worden opgeleid en je moet worden voorbereid om dit land te verlaten. Je moet pijn en vreugde verdragen in gelijke mate, en je moet onthouden aan wie je verantwoordelijkheid verschuldigd bent en dat je anderen moet dienen en niet jezelf. We zullen je nu terugsturen naar je aardse lichaam maar eerst zullen we je alle vier een gave schenken. Je zult niet weten wat deze gaven zijn tot het moment is aangebroken dat ze nodig zijn, maar vergeet nooit waar ze vandaan komen en gebruik ze onzelfzuchtig want anders loop je kans de balans in je kra te verstoren met alle gevolgen vandien. Je voorvaderen zijn hier aanwezig om getuige te zijn van wat er gezegd is bij deze gelegenheid."
Nu pas begreep ze wie de schimmige figuren op de achtergrond waren en ze boog nogmaals het hoofd.
Het volgende moment merkte ze dat er water over haar kin liep en toen ze opkeek zag ze het bezorgde gezicht van haar tante op haar neerkijken.
15.Elfriede wordt begeleid
Na haar moeders dood was Elfriede volledig afhankelijk van haar tante. Haar vader en oom waren twee jaar tevoren vertrokken uit het dorp en er waren aanhoudende geruchten dat ze waren gedood tijdens een ruzie over goud bij de mijnen die diep in het oerwoud verscholen lagen. Er was een toevloed van Braziliaanse Garimpeiros in dat gebied geweest en gewelddadige confrontaties met de Surinaamse mijnwerkers waren aan de orde van de dag. Haar tante had, begraven in het huis van haar moeder, een zakje met een geringe hoeveelheid goud gevonden waarvan ze aannam dat het door haar vader was toegezonden. Het was onmiddellijk verkocht en haar tante had gezegd dat het geld nodig zou zijn om haar groot te brengen. Elfriede had weinig belangstelling voor geld maar hoorde wel het dagelijkse geklaag aan van haar dorpsgenoten die vonden dat ze niet voldoende betaald werden door de Silver Star Company, het bedrijf waarvoor de meesten werkten. Iedere ochtend zag ze de mannen in vrachtwagens vertrekken naar de houtwinningsprojecten en bauxietmijnen, en als ze terugkwamen was de uitputting in hun gezichten gebeiteld. Ze begreep dat niemand op die manier rijk zou worden. Van haar oudere nicht had ze gehoord dat mensen zoals haar vader het oerwoud introkken op zoek naar goud als er weer eens een gerucht was dat er een nieuwe ader ontdekt was. Dat was de enige manier om snel rijk te worden, maar ze was er nooit getuige van geweest dat het iemand gelukt was. Ondertussen werd er van haar, als jongste van haar nieuwe gezin, verwacht dat ze haar steentje bijdroeg aan het huishoudelijk werk in de verschillende huizen van de familie. Haar oude huis werd nu gebruikt om onderdak te bieden aan haar vele neven en nichten, maar Elfriede woonde bij tante José.
"Waar ik je in de gaten kan houden", had ze gezegd. Het was niet onopgemerkt gebleven dat Elfriede die avond in trance was geraakt en haar tante vermoedde dat daar een specifieke reden voor was. Ze had een gezond respect voor de oude goden en wilde geen risico's lopen met haar jonge beschermelinge.
Op school deed Elfriede heel goed haar best, in alle vakken. Hoewel iedereen Sranan Tongo sprak, moest ze Nederlands leren en tot verbazing van haar leraar wist ze de basis van die taal binnen een paar maanden zich eigen te maken. Haar strategie bestond eruit de prestaties van haar neven en nichten in de gaten te houden en die vervolgens als ijkpunt te nemen. Op die manier streefde ze haar gezinsleden een voor een voorbij, beginnende bij Rita die elf was, totdat er nog maar twee neven van veertien en vijftien over waren en ze zich realiseerde dat ze haar beperkingen moest erkennen. Haar schoolprestaties hadden lovende rapporten van haar leerkrachten opgeleverd die haar tante wezen op de mogelijkheden die er bestonden voor Elfriede om een vervolgopleiding te volgen. Toen ze de leeftijd van veertien jaar bereikt had en haar neven en nichten inmiddels de school verlaten hadden om te gaan werken, realiseerde tante José zich dat ze iets moest verzinnen voor Elfriede.
"Ze is bijna volledig verantwoordelijk voor het feit dat de school de grote prijs voor Jonge Schrijvers heeft gewonnen", deelde ze triomfantelijk mee aan het hoofd van de dorpsraad, "... en kijk eens naar dit artikel dat ze gepubliceerd heeft in de krant." Ze zwaaide het knipsel heen en weer voor zijn gezicht tot hij de moeite nam het te lezen.
Elfriede zelf zorgde ervoor dat haar spirituele opvoeding niet verwaarloosd werd. De herinneringen aan de avond dat haar moeder begraven werd waren krachtig genoeg om haar te doen realiseren dat ze nog veel over dat soort zaken moest leren, maar ze begreep dat ze daarvoor niet op school moest zijn. Haar tante had haar gezegd voor advies langs te gaan bij de Dresi-man. Hoewel er een dokter en een kliniek in de omgeving waren, gingen veel mensen nog altijd met hun ziektes naar de Dresi-man. Onder de dorpsbewoners genoot hij brede erkenning vanwege zijn spirituele gaven, zijn grote voorraad medicinale kruiden en zijn kennis van de geneeswijzen van de voorvaderen.
De avond dat ze voor het eerst zijn huis betrad, zou ze nooit vergeten.
"Ik weet wie je bent, mijn kind. Jij bent degene met een schitterend lot en een krachtig kra. Men heeft mij verteld dat je zou komen en opgedragen je alles te leren wat ik weet."
Ze staarde door de wolken wierook en de ronddwarrelde stofdeeltjes naar de gehurkt zittende man en voelde opnieuw het spirituele vertrouwen dat ze had gevoeld toen ze negen jaar oud was. In zijn gerimpelde gezicht zag ze zijn wijsheid en ervaring hetgeen haar deed hunkeren om zoveel als mogelijk was van deze man te leren. Hij vertelde haar dat de kennisoverdracht tijdrovend en soms saai zou zijn en dat alleen hij zou beslissen wanneer ze klaar was. Ze accepteerde de voorwaarden en de daaropvolgende twee jaar spendeerde ze een groot deel van haar vrije tijd aan het luisteren en het maken van notities. Ze leerde over de oude rituelen van de Winti-godsdienst, de betekenis en kracht van bepaalde dansen, de Kasekomuziek en de rituele vieringen. Ook leerde ze over de geschiedenis van haar volk en Suriname als geheel. Via de herinneringen van slaven die aan de oude man waren doorgegeven, leerde ze hoe tegenspoed kon worden omgezet in voorspoed als de juiste rituelen werden uitgevoerd. Op die eerste avond demonstreerde hij zijn krachten door een Kabra aan te roepen en zo werd ze geconfronteerd met een vrouw die haar voorouder was, precies zeven generaties verwijderd. Het was niet bepaald een geslaagde ontmoeting. De Dresi-man probeerde het contact tussen de Kabra en het meisje te begeleiden maar ze wilde alleen maar met Elfriede communiceren waardoor hij de seance al gauw afbrak. Desondanks was Elfriede diep onder de indruk. Later leerde ze hoe ze zelf de geesten kon oproepen, maar het werd haar verboden dat ook werkelijk te proberen.
"Je zult weten wanneer het moment is aangebroken om deze kennis te gebruiken", vertelde hij haar.
Het gedeelte van haar opleiding dat haar het meest interesseerde betrof echter het gebruik van planten als basis voor medicijnen. De oude man vertelde haar dat deze kennis mondeling overgedragen moest worden; mensen konden slechts beperkte kennis uit boeken opdoen, de rest moest in de praktijk geleerd worden. Te weinig kennis kon heel gevaarlijk zijn als het ging om de gezondheid van mensen. Hij vertelde haar over Kwasi, de slaaf die tweehonderdvijftig jaar daarvoor in Suriname geleefd had. In 1730 had hij ontdekt dat een bepaalde plant een genezende werking had op malaria en de plant, Quassia Amara, was vervolgens naar hem vernoemd. Ook was hij naar Holland geweest waar de Prins van Oranje, Willem V, hem een medaille had uitgereikt en ook nog een met kant afgezette jas, een zwaard van eer en een driehoekige hoed had geschonken vanwege zijn ontdekking. Om zijn verhaal te illustreren haalde de Dresi-man een enigszins gedeukte, zilveren knoop te voorschijn die volgens hem van de jas van Kwasi afkomstig was. De malariaplant was van groot belang geweest voor de Europeanen maar betrof slechts een fractie van Kwasi's uitgebreide kennis van medicinale planten. Hij, de Dresi-man, had de kennis van zijn voorouders gekregen en op zijn beurt gaf hij die kennis nu door aan haar. Opnieuw voelde ze het noodlot zwaar op haar schouders drukken en vroeg zich af wat de rest van het leven voor haar in petto had. De laatste lessen, voordat hij besloot dat ze voldoende geleerd had, handelden over het kwaad. Hij vertelde haar dat waar en in welke fase van haar leven dan ook, er altijd een Wisi-man in de buurt zou zijn. Daarom was het noodzakelijk dat ze zou leren hoe de Wisi-man mensen leed berokkende om daarmee zijn daden ongedaan te kunnen maken. Vanaf haar vroege jeugd had ze gehoord over deze medicijnmanachtige figuur en ze wist hoe bang men was voor zijn duistere krachten. Er waren geruchten dat er zo'n man in een nabijgelegen dorp woonde en haar tante had haar gewaarschuwd te allen tijde volwassenen, ongeacht wat ze zeiden of deden, met eerbied te behandelen voor het geval een van hen een Wisi-man was.
"Hij kan je zelfs doden zonder dat hij je ziet", had ze op scherpe toon gezegd. "Ik heb nachtmerries over hem. Indertijd vroegen we ons af of jouw moeder iemand zo erg beledigd had dat ze de Wisi-man ingehuurd hadden om haar te doden."
Elfriede kon zich daar niets bij voorstellen maar vond het verhaal toch beangstigend en wilde niets liever dan leren hoe zulk magisch kwaad voorkomen kon worden. De Dresi-man vertelde haar dat hoewel er een spiritueel en zelfs magisch element ten grondslag lag aan de krachten van de Wisi-man, deze toch voornamelijk waren gebaseerd op het gebruik van vergiften en hallucinogene planten. Er was weinig te vrezen van de magische kunsten van de Wisi-man, mits men de juiste voorzorgsmaatregelen trof. Toen op een dag kreeg ze van de oude man te horen dat ze genoeg geleerd had en dat er weinig meer was dat hij haar nog kon vertellen.
"Maar denk nooit dat je alles weet", waarschuwde hij. "Net als ik, bezit je nu slechts een fractie van alle mogelijke kennis en je zult dingen in je leven tegenkomen waar ik me niet eens een voorstelling van kan maken. Maar onthoud goed dat het je plicht is alle kennis door te geven, anders is deze zinloos en gaat met jou het graf in. Het is moeilijk de juiste persoon te vinden aan wie je de kennis toevertrouwt, dat is een grote verantwoordelijkheid."
16.Een kans om te grijpen
De tijd was aangebroken om belangrijke beslissingen over haar toekomst te maken. Elfriede had twee omstandigheden die in haar nadeel werkten: ze was een meisje en haar familie was arm. In theorie zou dat geen onoverkomelijk bezwaar moeten zijn, want er waren beurzen beschikbaar voor uitmuntende leerlingen, maar nadat haar tante zorgvuldig alle benodigde formulieren had ingevuld en opgestuurd en na zes maanden wachten hier nog steeds geen antwoord op ontvangen had, moest er een andere oplossing gezocht worden. Deze kwam uit onverwachte hoek.
Erik van Halen bracht een bezoek aan het gebied in de hoedanigheid van hoofd operationele zaken van de bauxietdivisie van Silver Star. Zijn primaire taak was te onderhandelen over een nieuw loonakkoord met de locale werknemers. Hij werd echter geconfronteerd met meer oppositie dan hij had verwacht en zag zich genoodzaakt nog een dag te blijven. Hij vroeg of hij ergens kon overnachten en men vertelde hem dat de vrouw van het schoolhoofd af en toe betalende gasten onderdak bood. Bij het avondeten kwam het gesprek op de economische ontwikkeling van het gebied en hij moest toegeven dat de argumenten die de hoofdonderwijzer aanvoerde om het bedrijf meer te laten investeren in het dorp en de infrastructuur van het gebied in plaats van slechts de goedkope arbeidskrachten te exploiteren, bepaald overtuigend waren. Hij wist dat hij weinig kans had de directie te overtuigen dat het de moeite waard zou zijn geld in dit gebied te pompen, maar er waren toch een aantal punten die hij onder hun aandacht zou brengen. Als de leefomstandigheden van het personeel verbeterd werden ging de arbeidsproductiviteit omhoog, dat principe gold altijd en overal en hij had zich niet gerealiseerd hoe ontevreden de mensen hier waren. De toevloed van illegale arbeiders uit landen als Brazilië en zelfs Venezuela had de arbeidsmarkt onder druk gezet en zou voor het bedrijf op den duur ernstige consequenties kunnen hebben. De regering deed vrijwel niets aan dit probleem behalve het bespreken ervan met de buurlanden. Het zou jaren kunnen duren voordat er solide maatregelen werden getroffen en zelfs dan zou er waarschijnlijk weinig veranderen. In de tussentijd zou het bedrijf te maken krijgen met de problematiek die makkelijk een explosieve situatie zou kunnen doen ontstaan. Van Halen zegde dan ook toe een aantal van de eisen van de dorpsbewoners in te willigen en de hele problematiek aan de directie voor te leggen. Als de lokale bevolking tevreden gehouden kon worden, was de kans groter dat men loyaal bleef aan het bedrijf zodat er geen arbeidsonrust zou ontstaan.
Toen Van Halen zich na het uitgebreide diner liet ontvallen dat zijn vrouw op zoek was naar een slimme hulp in de huishouding, had de hoofdonderwijzer onmiddellijk aan Elfriede gedacht. Hij stak de loftrompet over haar kwaliteiten als harde werkster maar benadrukte dat dit niet zomaar een meisje uit het oerwoud was, en dat ze een kans moest krijgen zich te ontwikkelen zodat ze misschien ooit nog iets zou kunnen betekenen voor de gemeenschap waaruit ze voortkwam. Aldus werd er afgesproken dat Elfriede naar Paramaribo zou reizen om twee jaar voor de Van Halens te gaan werken. Naast haar huishoudelijke taken zou ze naar school gaan en als de tijd kwam en ze bleek goed genoeg, zouden de Van Halens haar studie aan de universiteit bekostigen. Niemand dacht eraan Elfriede naar haar mening te vragen en het werd aan de vrouw van de hoofdonderwijzer overgelaten om de volgende dag de ontzagwekkende tante José in te lichten en over te halen. José was niet gek en realiseerde zich dat dit een unieke kans was voor het meisje. Zonder scrupules had ze ook nog onderhandeld over een baantje als tuinman van de school voor een van haar minder begaafde zoons, ter compensatie voor het gemis van haar pleegdochter. Toen beide partijen het eens waren, werden er handen geschud.
Elfriede nam gelaten kennis van de genomen beslissing. Ze had allang geaccepteerd dat ze haar lotsbestemming niet in eigen hand had en hoewel het vooruitzicht om haar kleine, vertrouwde wereldje te moeten verlaten haar vervulde van onrust, stemde ze bereidwillig toe. Ze begreep dat dit een kans uit duizenden was en naarmate de dag van haar vertrek naderde, werd ze steeds positiever over de aanstaande verandering in haar leven. Het hele dorp was er vol van en er werd speciaal voor Elfriede een feest georganiseerd. Ondanks de aanhoudende droefheid diep in haar hart, was ze toch ook optimistisch gestemd toen ze afscheid nam van de mensen die ze haar hele leven gekend had en met een enkele koffer op de bus naar Paramaribo stapte.
17. Elfriede vindt de liefde
Ze werd bij het busstation opgehaald door de huishoudster van de Van Halens die met pensioen zou gaan zodra ze Elfriede had ingewerkt. De magere maar toch imponerende vrouw had haar heel vriendelijk ontvangen en het zestienjarige meisje voelde zich onmiddellijk op haar gemak in haar nieuwe onderkomen. Het stadsleven was echter een geheel ander verhaal. Het lawaai en de hoeveelheid mensen in de straten hadden een overweldigend effect op haar. Ze was niet onnozel en ze wist hoe alles eruit zag - daarvoor had ze genoeg boeken en tijdschriften gelezen - maar toch kwam de realiteit als een schok. Gedurende de eerst paar dagen had ze het gevoel dat ze bijna geen adem kon halen vanwege de uitlaatgassen, hoewel het huis van de Van Halens in een boomrijke buitenwijk stond waar verder vooral zakenmensen, diplomaten en andere buitenlanders woonden. Hier was het ook dat ze voor het eerst echt het verschil tussen arm en rijk kon constateren. Het was niet zo dat de bedelaars en armoedzaaiers haar verontrustten, ze wist hoe armoede eruit zag maar echte welstand en rijkdom had ze nooit eerder gezien. Het opende haar ogen voor de mogelijkheden die het leven kon bieden. Ze wilde niet rijk worden voor het geld maar meer omdat het een uitvloeisel was van ontwikkeling en vooruitgang. Ze wist dat ze in staat was een goede opleiding en vervolgens een goedbetaalde baan te krijgen. Maar zover was het nog niet.
Haar huishoudelijke taken waren minder zwaar dan ze verwacht had en zeker minder zwaar dan ze gewend was. Ze deed het werk vanzelfsprekend en efficiënt, tot grote vreugde van haar werkgevers die problemen hadden verwacht met een meisje uit het binnenland, hoe intelligent ze dan ook mocht zijn. In ieder geval had ze voldoende tijd om te studeren, waar ze dan ook met toewijding aan begon. De nieuwe school was groot en de sfeer was onpersoonlijk maar ze paste zich aan en kon al snel laten zien dat de hoge verwachtingen van het schoolhoofd niet ongegrond waren geweest. Van haar klasgenoten leerde ze de gedragsregels van de grote stad en binnen zes maanden kon niemand meer aan haar afzien dat ze eigenlijk een eenvoudig meisje uit de binnenlanden was. Door haar natuurlijke bescheidenheid maakte ze makkelijk vrienden en vormde ze geen bedreiging voor de leidende figuren op school. Terwijl ze haar academische ambities goed verborgen hield, werkte ze systematisch aan het bereiken van de door zichzelf gestelde doelen.
Twee jaren gingen snel voorbij en ze voelde zich gelukkig in de geelkleurige koloniale villa aan de Lindenstraat. Mevrouw van Halen had vrijwel direct sympathie opgevat voor het meisje en nadat ze had laten zien waar haar capaciteiten lagen en de oude huishoudster met pensioen was gegaan, kreeg Elfriede promotie. Ze had een aanleg voor boekhouden aan de dag gelegd en had indruk gemaakt met haar geldbesparende oplossingen en maatregelen. De Van Halens waren uitermate tevreden en hadden dan ook geen enkel probleem zich te houden aan de oorspronkelijke afspraak toen duidelijk werd dat Elfriede inderdaad geschikt was voor de universiteit. De verwachtingen van de Van Halens en de aspiraties van Elfriede ten spijt, de goden hadden duidelijk andere plannen met haar. In de korte periode tussen het behalen van het eindexamen en de aanvang van het eerste universiteitsjaar werd ze verliefd, zwanger en trouwde ze.
George Christiaanse was de zoon van een middenstander. Hij was vroeg van school gegaan om zijn vader in de kleine ijzerwarenwinkel te helpen. Hij was intelligent maar geen studiehoofd en hij werkte het liefst met zijn handen. Als kind deed hij niets liever dan rondhangen bij de garage van zijn oom waar hij observeerde hoe de monteurs wonderen verrichtten met de verroeste, ouderwetse auto's en vrachtwagens die ze onderhanden namen. Toen hij vijftien was kon hij zonder problemen een hele motor uit elkaar halen, de meest ingewikkelde reparaties verrichten en de boel weer in elkaar zetten. Hij droomde ervan ooit zijn eigen garage te bezitten. Echter, toen zijn vader van een ladder viel en een been brak, moest hij bijspringen in de winkel waar hij al snel onmisbaar werd. Hij was lang en gespierd maar niet bepaald knap. Een slecht uitgevoerde operatie aan zijn hazenlip had hem een scheefgetrokken mond opgeleverd en veel mensen namen hem niet serieus alleen al op basis van zijn uiterlijk. Ook bij de meisjes was hij daardoor bepaald niet populair en pas op zijn achttiende had hij zijn eerste vriendinnetje gehad. Zijn klungelige verlegenheid en gebrek aan ervaring hadden ervoor gezorgd dat de relatie niet stand hield en hij kroop in zijn schulp, zich volledig wijdend aan het zo winstgevend als mogelijk maken van de winkel. Als hij de liefde niet kon hebben, zou hij er alles aan doen het leven zo prettig mogelijk te maken door geld te verdienen.
Elfriede moest die dag verschillende dingen kopen voor het huis: gloeilampen, schroeven en scharnieren. Ze was de winkel ingelopen en zag George die met zijn rug naar haar toe de planken aan het afstoffen was.
"Goedemiddag. Kunt u mij misschien helpen?"
Toen George zich omgedraaid had begon haar hart te bonzen. Ze wist niet wat er gebeurde. Ze was nooit bijzonder geïnteresseerd geweest in jongens, hoewel er op school wel een paar geweest waren die interesse in haar hadden getoond. Er was nooit wat van gekomen, ook omdat al haar vrije tijd aan studie werd besteed en de waarschuwingen van haar tante betreffende omgang met de andere sekse nog altijd hun preventieve werking hadden. Toen ze George Christiaanse in de ogen keek echter, voelde ze voor het eerst een echt fysiek verlangen. Die gevoelens waren geheel wederzijds en nadat hij de spullen waar ze om vroeg gepakt had, besloot George de stoute schoenen aan te trekken en te proberen een afspraakje met haar te maken.
De zondagmiddag daarna arriveerde hij bij de villa in zijn gekreukte kostuum met stropdas, in zijn hand krampachtig een bos bloemen vasthoudend die hij in de tuin van zijn vader geplukt had en vervolgens in het meest kleurrijke papier dat hij in de winkel kon vinden verpakt had. Hij had zelfs een op straat gevonden lint, na het zorgvuldig gestreken te hebben, om een van de stelen gestrikt. Elfriede had maar één jurk die ze geschikt vond voor een afspraakje en had uren in haar kamer voor de spiegel gestaan, zich afvragend of het wel de juiste indruk zou maken. Het was een ouderwetse jurk maar ze had geen keus en had nooit zelfs maar overwogen haar zuurverdiende spaargeld aan te spreken voor zoiets onnodigs als een nieuwe jurk. Nadat ze de deur geopend had en naar buiten was gekomen, overhandigde George haar het boeket en zei dat ze er prachtig uitzag. Vanaf dat moment maakte het geen verschil wat voor kleren ze droegen, ze waardeerden elkaar als mens. Hij had haar die middag meegenomen naar de bioscoop waar ze een Nederlandse speelfilm zagen die Elfriede fascinerend had gevonden. George was blij met haar enthousiasme, hoewel hij zelf de film nogal saai had gevonden. Naderhand waren ze door het park gelopen en hadden urenlang op een bankje zitten praten tot het donker begon te worden en de krekels en kikkers hun samenzang inzetten. Hij bracht haar naar huis en schudde haar hand bij wijze van afscheid. In de volgende twee maanden lukte het de jonge geliefden elkaar bijna dagelijks te zien en de relatie verdiepte zich. Elfriede was ervan overtuigd dat ze verliefd was.
Tijdens de rest van haar leven zou Elfriede dat ene moment altijd blijven aanwijzen als het grote keerpunt in haar leven, maar spijt had ze er nooit van gehad. Of het nu de Winti waren geweest die haar lotsbeschikking bekokstoofd hadden of dat het een natuurlijke samenloop van omstandigheden was geweest, feit bleef dat die avond tussen de rotsen bij het meer haar leven voorgoed zou veranderen. Het was allemaal heel onschuldig begonnen. George had haar zoals gewoonlijk opgehaald bij de Van Halens en ze waren in de richting van het park gelopen, arm in arm en volledig in elkaar opgaand, zonder acht te slaan op de beginnende regen en de dreigende wolkenlucht. Toen het plotseling hard begon te regenen moesten ze een schuilplaats zoeken. Terwijl ze onder de overhangende takken van een palissanderboom stonden, kreeg George een idee.
"We zouden naar Sylvesters kunnen gaan."
Elfriede werd meegesleept door de opgewonden blik in zijn ogen, maar sputterde aanvankelijk tegen.
"Ik weet het niet, hoor. Ik ben nog nooit in een koffiehuis geweest. Is dat wel een goed idee?"
Volgens de kranten waren de koffiehuizen broeinesten van losbandigheid en de jongeren die er kwamen zouden niets goeds in de zin hebben.
"Ach, ik ben er ook nooit geweest maar van klanten heb ik gehoord dat die geruchten onzin zijn en dat men er gewoon een kop koffie drinkt, danst en plezier maakt. Ik weet niet hoe jij erover denkt, maat ik zou het graag eens meemaken; we kunnen altijd rechtsomkeert maken als het tegenvalt. Ik vind het niet erg als je er geen zin hebt, echt waar, maar we moeten sowieso ergens schuilen en het is nog te vroeg om naar huis te gaan."
Elfriede wist dat als ze voet bij stuk hield, ze inderdaad vroeg naar huis zouden gaan, maar ze voelde dat George teleurgesteld zou zijn en bovendien had hij eigenlijk wel gelijk, het kon geen kwaad het een keertje te proberen.
"Oké, laten we het dan maar doen."
Opgewonden pakte ze zijn arm en samen renden ze in de richting van de lonkende neonletters van Sylvesters koffiehuis.
De klanten van George hadden gelijk gehad; ze hoefden zich geen zorgen te maken. De ruimte was volgepakt met mensen van hun leeftijd die in Elfriedes ogen echter duidelijk een stuk mondainer waren dan zijzelf. Overal waren glimmende gezichten en kleurrijke figuren, het was er lawaaierig en rokerig en ze moesten zich een weg banen langs rondtollende gedaantes om uiteindelijk een hoek met twee lege barkrukken te vinden. George bestelde twee glazen schuimende, melkachtige koffie en terwijl ze voorzichtig slokjes namen van de onbekende drank en met grote ogen om zich heen keken, voelden ze zich langzamerhand steeds beter op hun gemak. De sfeer was onweerstaanbaar aanstekelijk en het duurde niet lang voordat ze hun eerste, aarzelende stapjes op de dansvloer zetten. De nieuwste ska en calypsomuziek, overgewaaid van de Caribische eilanden, had een bedwelmend effect op Elfriede en door de mensen om zich heen te observeren leerde ze snel hoe ze moest bewegen. George was aanvankelijk wat onhandiger en krampachtiger, maar begon zich gaandeweg ook steeds beter te amuseren. Ondertussen hadden ze de koffie ingeruild voor alcohol, want hoewel ze niet veel geld bij zich hadden waren ze niet in staat de aantrekkingskracht van de bontgekleurde, in dikke glazen geserveerde cocktails te weerstaan. Naamate de uren vorderden begon George zich steeds soepeler te bewegen en Elfriede was in de zevende hemel. Ze voelde zich dolgelukkig bij het vooruitzicht op een toekomst die behalve een universitaire studie en een leven met George aan haar zijde ook koffiehuizen, danszalen en bioscopen zou omvatten.
Toen ze uiteindelijk schaterlachend en zich aan elkaar vastklampend naar buiten strompelden, was de regen opgehouden en de milde avondlucht bezwangerd met de geur van vochtige aarde en tropisch gebladerte. De heldere hemel werd verlicht door een bijna volle maan. Hoewel ze zich daar niet bewust van waren, pasten de daaropvolgende gebeurtenissen in een patroon dat als een rode draad door de geschiedenis van de mensheid loopt. Ze waren niet de eerste en ook zeker niet de laatste jonge geliefden die zich lieten meevoeren op de golven van de opwinding, onder invloed van wellicht een klein beetje te veel alcohol, in het maanlicht van de zwoele nacht.
Op de rotsen bij het meer onderging Elfriede de onderzoekende liefkozingen van George gewillig. Ze verwelkomde ze, wetende waar het toe zou leiden en volledig blind voor de eventuele gevolgen. George zou haar eerste minnaar worden omdat ze dat wilde. Ze hield van hem en hij van haar en het maakte niet uit dat het een stuntelige vertoning was. Door haar leven lang goed te luisteren naar de verhalen die vrouwen elkaar onderling met veel heimelijk gegiechel vertelden, wist ze wat te verwachten. Zelfs de korte, felle pijnscheuten die ze voelde toen hij bij haar binnendrong, werden tenietgedaan door de warmte van zijn lichaam en de overtuiging dat het goed was wat ze deden. Toen ze later die avond in bed lag, was ze blij dat ze zichzelf had gegeven aan George Christiaanse.
Elfriede wist genoeg om te vermoeden dat ze zwanger was toen ze twee maanden later last kreeg van aanvallen van misselijkheid en uiteindelijk de moed opvatte om mevrouw Van Halen om advies te vragen. Na een bezoek aan de huisarts van de familie werden haar bange vermoedens bevestigd en vanaf dat moment brak de hel los. De vader van George was woedend. Hij had plannen voor de zaak en zijn zoon speelde daarbij een cruciale rol, maar een zwanger meisje uit de binnenlanden kon hij daarbij niet gebruiken, dat zouden ze ook financieel gewoon niet trekken. Met ferme tred ging hij naar de villa van de Van Halens en vroeg wat ze aan deze onfrisse zaak dachten te gaan doen om vervolgens ook nog een schadevergoeding te eisen. Dit werd vanzelfsprekend met hoongelach begroet en hij werd onmiddellijk weggestuurd, maar het had wel vervelende gevolgen voor Elfriede. Erik van Halen voelde zich verraden en hij beschuldigde haar van het vergooien van haar toekomst, van het misbruiken van hun vertrouwen en het te grabbel gooien van hun goede naam. Hadden ze haar niet altijd als was ze hun eigen dochter behandeld? Hadden ze haar niet geleerd zich altijd verantwoordelijk te gedragen? Hoe kon ze zomaar met haar primitieve oerwoudgedrag hun goede reputatie te schande maken? Elfriede was diep beledigd en toen meneer Van Halen suggereerde dat het misschien het beste zou zijn om haar terug te sturen naar haar dorp, stemde ze daar hartgrondig mee in en ging onmiddellijk demonstratief haar koffers pakken. Gelukkig was Mieke van Halen wat praktischer ingesteld. Ze was echt gesteld geraakt op Elfriede en vond het zonde om deze talentvolle jonge dame terug te sturen naar waar ze vandaan kwam. Bovendien vermoedde ze dat de reactie van tante José bepaald niet mals zou zijn. Dat zou een paar dagen later inderdaad het geval blijken, toen een ziedende tante José het tuinpad opstormde en Elfriede confronteerde met al haar opgekropte woede. Hoe kon ze haar familie zo te schande maken? Wat moest ze zeggen tegen de andere dorpelingen? Realiseerde ze zich wel hoeveel mensen die in haar geloofd hadden ze teleurstelde? De waarheid was echter dat José haar wekelijkse brieven wat mooier voorgesteld had dan ze in werkelijkheid waren. Tegenover haar vrienden had ze net iets te veel opgeschept over de academische prestaties van haar pleegdochter en de populariteit die ze genoot in de hogere kringen van Paramaribo. Om haar nu mee terug naar huis te nemen, ongetrouwd en met een onecht kind, zonder feitelijk bereikt te hebben waar ze om geroemd werd, was ondenkbaar. Er moest een compromis gevonden worden en opnieuw werd Elfriede niet naar haar mening gevraagd. Zoals al snel zou blijken, had ze echter niets te klagen. Ze was George in het geheim blijven ontmoeten en ze hadden plannen gesmeed om er samen vandoor te gaan, in de niet geheel realistische overtuiging dat hun liefde alles zou overwinnen. Hun plan bleek echter eenvoudig gerealiseerd te kunnen worden, tot hun verbazing zelfs met de hulp van hun omgeving. Het echtpaar Van Halen, tante José en de vader van George waren tot overeenstemming gekomen en hoopten met hun plan het veelbelovende meisje toch nog een kans te geven haar beloftes waar te maken. George zou haar daarbij met zijn hardwerkende mentaliteit eerder ondersteunen dan belemmeren. Erik van Halen zou zijn invloed bij de instanties aanwenden en de vader van George zou contact opnemen met een aantal verre familieleden. De Van Halens zegden toe het plan te financieren en de betrokken partijen schudden elkaar de hand en vierden hun gezamenlijke wijsheid met een glas rum. Elfriede en George zouden naar Nederland worden gestuurd, maar eerst moest er nog een huwelijksplechtigheid plaatsvinden.
18. Mia doet wat nodig is
Nadat Marcel vertrokken was, had Mia zich afgevraagd waarom ze zo schijnbaar gevoelloos gereageerd had. Ze was moe, overgevoelig en ze had een frustrerende dag achter de rug. Dat was allemaal waar en leek op het eerste gezicht voldoende reden om zich niet direct naar het ziekenhuis te haasten. Ze schonk zichzelf een kop koffie in, ging zitten en dacht er verder over na. De uitdrukking op het gezicht van Marcel toen ze had gezegd dat ze Ben morgen wel zou opzoeken, had haar het gevoel gegeven van een kind dat in een hoek werd gedreven na het vertellen van een leugen. Ze had het nou eenmaal gezegd en blijkbaar was de enige verdediging die ze kon bedenken zich in te graven, koppig weigerend naar rede te luisteren. Oké, dat was kinderlijk. In feite had Ben's ongeluk haar ontzettend beangstigd, het maakte dat ze verantwoordelijkheid voelde voor iemand voor wie ze niet verantwoordelijk wilde zijn. Ben was niets minder en niets meer dan het zoveelste seksuele avontuurtje en ze mocht hem best wel, maar dit ging te ver. Als ze nu onmiddellijk naar het ziekenhuis zou gaan, zou ze daarmee de relatie hoe dan ook verdiepen en dat was gewoon niet de bedoeling. Nee hoor, ze had juist gehandeld en voelde zich absoluut niet schuldig! Echt niet! Na tien minuten geworsteld te hebben met haar geweten, zocht ze in het telefoonboek het nummer van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis op. Toen ze hoorde dat Ben niet in levensgevaar verkeerde, voelde ze zich al een stuk beter. Ze deed de computer uit, pakte haar jas en ging naar huis.
De volgende week lag ze te dutten op de bank na een drukke dag in de winkel, gekleed in haar oudste en meest comfortabele trainingsbroek en een T-shirt, met de televisie zachtjes op de achtergrond, toen de telefoon ging.
"Hallo, met mij."
Ze betrapte zich erop dat ze haar T-shirt over haar blote buik naar beneden trok en haar trainingsbroek fatsoeneerde. Waarom deed ze dat? In Godsnaam, ze was alleen maar aan de telefoon!
"O, Ben. Ik dacht dat ik duidelijk geweest was..."
Er viel een moment stilte aan de andere kant van de lijn. Mia zuchtte, ietwat nadrukkelijker dan ze bedoeld had.
"Ja maar... we kunnen toch wel vrienden blijven? Ik bedoel, we hadden het toch leuk samen, niet alleen in bed?" Hij klonk behoeftig.
"Ik denk niet dat dat zal werken, jij wel?" Stomme vraag. Natuurlijk denkt hij van wel! "Natuurlijk was het leuk maar sorry hoor, ik heb het gevoel dat we nu niets meer gemeen hebben."
"Heeft dat te maken met mijn ongeluk? Voordat het gebeurde was er niets aan de hand."
"Nee, natuurlijk niet. Hoe zou het daarmee te maken kunnen hebben? Ik dacht dat ik het in het ziekenhuis uitgelegd had." Ze wist dat ze helemaal niets uitgelegd had. Ze was zijn kamer binnengekomen, had gevraagd hoe hij zich voelde, had het uitgemaakt en was vertrokken, alles binnen vijf minuten. Dat was de enige manier waarop ze het kon doen want ze wist dat als ze verzeild raakte in lange, diepzinnige discussies, ze het ongetwijfeld weer bijgelegd zou hebben. Immers, ze haatte hem niet en hij had zelfs niets verkeerds gedaan, maar als ze eenmaal ergens een besluit over genomen had, vond ze het een teken van zwakte om dat weer terug te draaien. Dat had ze haar moeder haar leven lang zien doen en ze had ook gezien hoe haar vader daar gebruik van maakte en daardoor een bepaalde autoriteit had opgebouwd die ook niet meer ter discussie stond. Hoeveel ze ook van haar vader hield, al op jonge leeftijd had ze besloten dat geen enkele man haar leven op die manier zou domineren. Het was er de oorzaak van dat veel van haar romantische verbintenissen in een vroeg stadium waren gestrand, maar ze was er trots op dat ze haar principes overeind hield. Jaren geleden had ze zich er al bij neergelegd dat ze geen aanleg had om diepgaande relaties met mannen aan te gaan en sindsdien liet ze zich graag voorstaan op haar zelfstandigheid. Ze zou nooit met iemand kunnen samenwonen en niemand met haar. Het was dus makkelijk: ze moest het gewoon niet zover laten komen. Mia had daarvoor in de loop der jaren een zesde zintuig ontwikkeld dat haar vertelde wanneer het tijd was het veld te ruimen zodat ze altijd op tijd zou ontsnappen zonder gekwetst te worden.
"Jezus, wat ben jij een kouwe kikker, zeg!" Hij begon verbitterd te klinken. Mia herkende het patroon. Dit was niet de eerste keer dat ze dat verwijt kreeg en ze had haar antwoord klaar.
"Als je niets beter weet dan me te beledigen zijn we uitgepraat", schreeuwde ze verbolgen door de telefoon. Ze hoorde een klik en de verbinding werd verbroken. Die taak is weer volbracht, dacht ze opgelucht en ze schonk zichzelf een glas sherry in. Ze was niet bepaald trots op zichzelf maar voelde zich ook niet beschaamd. De telefoon ging opnieuw over.
"Moet je luisteren, Ben. Ik wil niet meer dat je me belt..."
"Het is je moeder, lieverd."
"O, hallo mam. Ik dacht dat het iemand anders was."
"Ja, dat was wel duidelijk. Weer een vriendje de laan uitgestuurd?"
"Mama! Ik wil er niet over praten. Alsjeblieft!" Ze wist wat er aan zat te komen als ze het niet in de kiem smoorde en ze was bepaald niet in de stemming om te luisteren naar een van haar moeders ellenlange preken over dat ze er niet jonger op werd en dat haar biologische klok bleef doortikken enzovoorts.
"Het is al goed, meisje. Dat zijn ook jouw zaken. Ik ben geen zedenmeester maar..."
"Mam, dat ben je wel en ik heb daar nu absoluut geen zin in! Ik heb een zware dag gehad. Maar vertel eens, hoe is het met jou?"
"Je kunt wel van onderwerp veranderen maar daarmee is het probleem nog niet opgelost, maar ik zal me er verder niet mee bemoeien. Ik wilde eigenlijk vragen of je iets voor me wilde doen. Je bent toch van plan te komen op eerste kerstdag? Ik vroeg me af of jij voor mij iets voor je vader zou willen kopen. Ik wil hem met iets verrassen, begrijp je?"
Verdomme, dacht Mia, waarom kan ik nooit de moed opbrengen om ze te zeggen dat ik Kerstmis met alle valse sentimenten die daarbij horen uit de grond van mijn hart haat?
"Ja, ik zal er zijn. Wat wil je dat ik koop?"
Haar moeder had vijf minuten nodig om minutieus uit te leggen om welke golfclubs het precies ging.
"Ik zou ze natuurlijk zelf kunnen kopen maar de beste winkels zijn toch in Amsterdam en bovendien waar zou ik ze moeten verbergen? Het moet wel een verrassing blijven."
"En hoe moet ik die dingen straks verslepen?" Mia aanbad haar vader en had veel voor hem over maar ze zag er nogal tegenop om op eerste kerstdag een tas met golfstokken in de tram en vervolgens in de trein te moeten vervoeren.
"Dat lukt toch wel? Als het te veel moeite is..."
"Nee hoor, ach, dat zal best wel gaan. Geen probleem."
Na nog even over van alles en nog wat gebabbeld te hebben, hing Mia de telefoon op en keek inventariserend haar woonkamer rond. Plotseling voelde ze de behoefte iets nieuws voor zichzelf te kopen, als een soort troost voor haar eenzaamheid, ze wist alleen niet wat. Eigenlijk had ze alles wat ze nodig had en ze was heel tevreden over haar interieur. Misschien kon ze eens gaan rondkijken of ze een geschikt en betaalbaar schilderij kon vinden. Er waren genoeg galeries binnen loopafstand van de Pijp. Dan kan ik mijn talenten op het gebied van afdingen weer eens gebruiken, dacht ze. Ja, dat zal ik morgen maar eens gaan doen en dan kan ik gelijk kijken of ik die stomme golfstokken kan vinden. Ze keek uit het raam. Het weer was veranderd en het was een koude, heldere nacht. Als ze haar best deed, kon ze zelfs een paar sterren ontwaren. Het zag er naar uit dat het tegen de ochtend wel eens flink zou kunnen gaan vriezen. Daar heb ik wel zin in, dacht ze. Ik heb genoeg van die grijze, regenachtige dagen. Nu wil ik wel eens een beetje echte winter.
Op dat moment ging het licht aan in een keuken aan de overkant van de straat. Een man in zijn onderbroek liep wat rond te scharrelen. Veel van de hoge, laat negentiende-eeuwse panden in de Govert Flinckstraat waren opgedeeld in appartementen en zoals meestal in grote steden, waren de mensen in de straat vreemden voor elkaar, zelfs directe buren wisten vaak niets van elkaar. Mia had deze man nog nooit gezien en hoewel dat niets zei, had ze het gevoel dat hij er nog niet zo lang woonde. Ondanks het feit dat men langs elkaar heen leefde, werden bepaalde gezichten na verloop van tijd toch vertrouwd. Hoewel de Pijp algemeen beschouwd werd als een wat mindere buurt, vond Mia het een prettige omgeving om in te wonen. Ze hield van de kosmopolitische bevolkingssamenstelling - yuppies, studenten, allochtonen en echte Amsterdammers - waardoor een kleurrijke, levendige sfeer het straatbeeld bepaalde. Het was een multicultureel dorp binnen de grote stad, met alle spanningen vandien. Maar op warme zomeravonden zaten de terrassen vol en liepen de Moslimfamilies in complete harmonie langs de junkies in het Sarphatipark.
Mia zat gebiologeerd te kijken naar de man aan de overkant. Ze deed het licht uit en nam hem van top tot teen op, zonder het gevaar te lopen ontdekt te worden. Hij was lang, goedgebouwd en waarschijnlijk ergens achter in de twintig. Verder had hij kort, blond haar en een tamelijk forse neus die het knappe gezicht domineerde. Hij zat goed in zijn vel en voelde zich duidelijk helemaal op zijn gemak. Nadat hij een sandwich had klaargemaakt, ging het licht uit en verdween hij uit zicht.
Hmm, dacht ze zonder enig schuldgevoel met betrekking tot het feit dat ze zojuist haar vorige verovering een schop onder zijn kont had gegeven. Ik zal hem in de gaten houden. Daarna zette ze hem uit haar gedachten en ging naar bed.
De volgende dag was een zaterdag en na de gebruikelijke koppen sterke koffie voelde Mia zich klaar om de strijd van het dagelijks leven weer aan te gaan. Ze besloot om pas later op de dag naar de boekwinkel te gaan. Op zaterdagochtend bestond het grootste deel van haar klanten meestal uit kinderen die op zoek waren naar goedkope boeken die ze cadeau konden geven en ze had nu even geen zin om met een tienjarige snotneus te onderhandelen over de prijs van een boek. Ze had boodschappen nodig en dus liep ze de hoek om de Albert Cuypmarkt op. Het was een prachtige ochtend, helder en zonnig, de straten nog wit uitgeslagen van de vorst. Zoals altijd was de straat helemaal afgeladen met kraampjes, kratten, marktkooplui en zelfs een enkele reiger op zoek naar visrestanten. Het kooppubliek begon ook al toe te stromen en dus besloot ze voordat het te druk werd snel haar boodschappen te doen. Na verse groenten en een biologische maiskip gekocht te hebben, ging ze in de rij staan bij de kaasboer. Terwijl ze met strakke blik een jonge vrouw in de gaten hield die probeerde voor te dringen, zocht ze in haar tas vast naar haar portemonnee voor als ze aan de beurt was. Net op dat moment klonk er een ijselijke gil van een van de jongens die op de aanvoerkarretjes rondreden. Hij had niet de controle over het voertuig verloren, daar reden ze veel te langzaam voor, maar hij moest uitwijken voor een loslopende hond en als gevolg daarvan reed hij in op de rij wachtende mensen voor de kaasboer. Mia verloor het evenwicht in het daaropvolgende chaotische gewoel en viel met haar aardappels en wortels op een zeer onelegante manier op straat terwijl ze wild om zich heen graaiend de bankbiljetten die ze verloren had probeerde te verzamelen. Achter zich kon ze het spottende gelach van de omstanders horen.
"Typisch", mompelde ze. "Lachen om andermans ongeluk. Klootzakken!"
Vloekend en tierend kroop ze rond om haar spullen bij elkaar te rapen, er zich niet van bewust dat haar rok over haar achterwerk omhoog geslagen was zodat ze meer liet zien dan het een dame betaamt. Ze voelde hoe een hand haar kleren rechttrok en blind van woede haalde ze uit om met al haar kracht een flinke klap uit te delen aan haar belager.
"Kan ik helpen?"
In eerste instantie herkende ze haar redder in de nood niet en gaf hem toch een duw.
"Hé, ik probeerde je alleen maar te helpen, hoor! De hele wereld kon zien wat voor onderbroek je aan hebt."
Toen viel haar oog op de neus en ze herkende de man van gisteravond. Haar best doend een glimlach te produceren, stak ze haar hand uit en werd overeind getrokken.
- Elfriede ontmoet de geesten
- Taak en belofte
- Elfriede wordt begeleid
- Een kans om te grijpen
- Elfriede vindt de liefde
- Mia doet wat nodig is
Kameleonesk