28. Een verrassende ouderjaarsavond

Willem had zin gehad om thuis te blijven. Hij was niet in de stemming voor het geforceerde glimlachen en het inhoudsloze gekeuvel waar hij ongetwijfeld mee geconfronteerd zou worden tijdens het etentje. Oudejaarsavond deprimeerde hem altijd enorm; iedereen was altijd zo verdomde hoopvol en joviaal. Er werden dingen gezegd en beloftes gedaan die zelden werden nagekomen en hij vond het allemaal één grote hypocriete vertoning. Hij had zichzelf echter gedwongen toch maar te gaan want hij wist uit ervaring dat als hij er eenmaal was, hij zich altijd kostelijk amuseerde. Hypocrisie was tenslotte zijn spelletje, niemand die het beter speelde dan hij. Marcel had een afspraakje met Ben en Mia, hetgeen hem meer pijn deed dan hij had willen toegeven. Marcel en hij hadden bijna altijd oud en nieuw samen gevierd en hij voelde zich afgewezen en buitengesloten van de nieuwste avontuurlijke ontwikkelingen in het leven van zijn beste vriend, maar gelukkig had hij een alternatief en dus had hij zich opgedoft en voorbereid op de rol die hij zou gaan spelen, alvorens te arriveren bij het huis van Kees en André met een fles champagne en zijn gebruikelijke grijns.
"Lieverd, kom d'r in. Blij dat je gekomen bent. Mwah, mwah, en nog een dikke zoen."
Kees was een typische nicht maar Willem vond hem aardig, ondanks zijn ietwat aanstellerige gedrag. Ze waren samen opgegroeid in de Amsterdamse homoscene en ze hadden het allemaal meegemaakt en overleefd. Kees had twee vriendjes aan aids verloren en Willem bewonderde zijn standvastigheid en vastberadenheid om opgewekt en optimistisch te blijven. André was een zuurpruim die vanaf de eerste keer dat ze elkaar ontmoet hadden een hekel aan Willem had. Toen dat eenmaal duidelijk was geworden had Willem geen gelegenheid voorbij laten gaan om hem genadeloos te beschimpen.
"Lieverd, beloof je me dat je je zult gedragen vanavond? André heeft al de hele dag vreselijke koppijn, dus leg hem alsjeblieft niet het vuur al te na aan de schenen, dat zou de avond volledig kunnen verpesten."
Kees had een oprecht bezorgde uitdrukking op zijn gezicht.
"Moi, me niet gedragen? Je moet me verwarren met iemand anders, lieve schat. Ik zal de welvoeglijkheid zelve zijn, een toonbeeld van deugdzaamheid."
"Willem, ik zie die blik in je ogen en ik waarschuw je. André is niet in de stemming voor jouw grappen en grollen."
"Oké, ik beloof dat ik me zal inhouden. Neem je mijn jas nou nog aan of niet?"
Kees nam zijn jas aan en hing hem op.
"Bovendien, het zou goed kunnen dat je aandacht afgeleid wordt. We hebben nog iemand uitgenodigd die misschien wel jouw belangstelling wekt."
"Oh God, niet Koos. Alsjeblieft niet. Als hij er is, ga ik nu weg."
"Nee, nee, hij heet Jan Harteveld. Je kent hem niet. Hij zit in de reclame, net als jij."
"En dat moet hem veelbelovend maken?"
"Je zult het wel zien."
Ze gingen de huiskamer binnen waar nog vijf mensen zaten.
"Dames en heren, het is Willem. Willem, volgens mij ken je iedereen hier behalve Jan. Jan, dit is Willem. Willem, dit is Jan. Ik zal wat te drinken voor je halen. Het gebruikelijke recept?"
Willem knikte en stak zijn hand uit naar de onbekende man die op hem afkwam. Hij schatte hem achter in de veertig, begin vijftig, en hij was lang en slank, had een volle kop met nog steeds blond, golvend haar met een vleugje zout en peper bij de slapen en een zeer innemende glimlach. Zijn ogen waren helder en blauw maar vooral heel vriendelijk. Willem hapte naar adem. Ik moet dit niet meteen al verpesten, dacht hij en stelde zich voor zonder kouwe drukte. Over Jans schouder zag hij hoe Kees hem een knipoog gaf en hij wierp hem een korte, dankbare blik toe.
Voor de verandering was het een heel plezierige avond geworden. De juiste combinatie van mensen had een interessante conversatie opgeleverd en zelfs André was er in geslaagd zichzelf op te monteren. Vreselijke tanden, dacht Willem, geen wonder dat hij haast nooit lacht.
André op zijn beurt bleef Willem angstvallig in de gaten houden, erop beducht uit die richting een aantal hatelijkheden om zijn oren te krijgen. Dat viel echter heel erg mee want Willem was inderdaad afgeleid, zoals Kees al gesuggereerd had, en wilde zijn energie niet verspillen aan het verzinnen van vernederende opmerkingen. Bovendien, hij wilde niet als een valse nicht overkomen op Jan, die behalve charmant en geestig ook uitermate fatsoenlijk was. Willem wilde hem niet tegen zich in het harnas jagen met zijn scherpe tong.
Op een gegeven moment kwam het gesprek op relaties en Willem raakte verzeild in een discussie over het gedrag van homo's. Paul, een van de andere aanwezigen, beklaagde zich over het feit dat hij met geen mogelijkheid een vaste relatie kon opbouwen in de homoscene, hetgeen kwaad bloed zette bij André die zichzelf en Kees naar voren schoof als het levende bewijs dat zoiets wel degelijk mogelijk was. André begon zo hoogdravend en denigrerend te worden dat Willem het niet kon nalaten ook een duit in het zakje te doen.
"Wat jullie allebei zeggen, Paul en André, is onmiddellijk herkenbaar."
André wierp hem een wantrouwende blik toe.
"Het is allemaal zó ingewikkeld. Volgens mij is de homowereld opgedeeld in twee kampen: zij die op zoek zijn naar de echte liefde, een kleine minderheid naar mijn mening, en zij die slechts uit zijn op seks, de grote meerderheid. En dan is er ook nog een groep die er tussenhangt, zoals wij, die probeert van beide walletjes te eten en daarin keer op keer jammerlijk faalt. Op een bepaalde manier is vluchtige seks wel eerlijk, ik bedoel je kunt je er geen buil aan vallen, maar uiteindelijk is het zo onbevredigend als de pest! Er zijn weinig regels aan verbonden en het is makkelijk te verkrijgen, maar het draait allemaal om hoe je eruit ziet. Het is verslavend en men zoekt steeds meer en steeds extremere vormen van opwinding. Nou moeten jullie niet allemaal zo geshockeerd kijken, we hebben het allemaal wel eens gedaan en we hebben het er ook al vaker over gehad. Persoonlijk heb ik het af en toe nodig om op die manier seks te hebben, maar ik wil niet met ze praten en ik wil ze niet leren kennen, de lichamelijke ontlading is voldoende. Paradoxaal genoeg, wordt afwijzing in dit verband des te erger omdat je het toch al niet serieus nam. Ik overtuig mezelf er dan van dat ik geen relatie meer wil omdat, ondanks de hoogtepunten, het uiteindelijk nooit heeft standgehouden. Het gevolg is dat je een barricade opwerpt en geen gelegenheid meer biedt om een band met iemand op te bouwen en er dus niets anders overblijft dan vluchtige seks. Het is een vicieuze cirkel! Ik weet wel dat we het allemaal heel goed kunnen beredeneren en heel rationeel kunnen verklaren dat we niet van plan zijn dit of dat te doen, maar als iemand de juiste hoeveelheid aandacht aan ons besteedt, de juiste dingen zegt en ook nog fysiek aantrekkelijk is, kunnen we toch weer heel gemakkelijk beschadigd raken. Aan de andere kant, als ze niet zo geďnteresseerd zijn als wij, proberen we te doen alsof dat niet uitmaakt, wij overleven het wel en op ieder potje past een dekseltje en dat soort onzin, nou mooi niet dus! Het is klote en het is pijnlijk. Wat rest ons dan, moeten we dan ons leven lang pijn en lichamelijk contact zien te vermijden? Nee, absoluut niet! Ondanks al onze wereldwijsheid en cynisme, zijn we allemaal mensen van vlees en bloed die het nodig hebben om liefde te ontvangen en te geven. Als je geluk hebt, vind je het, net als jij en Kees, André."
Hij glimlachte naar André, wiens mond van verbazing openviel.
"Ondertussen is het niet verkeerd om vluchtige seks te hebben, als je maar weet waar je mee bezig bent, het is niet goed en niet slecht maar wel af en toe noodzakelijk. Het kan tegenvallen en het kan geweldig zijn, maar je moet het nemen voor wat het is: niet een manier van leven maar eerder een tussenoplossing voor het bevredigen van een menselijke behoefte, totdat je de volgende ware Jakob tegen het lijf loopt. Ik heb zelf van nature een voorkeur voor een monogame relatie met een intelligente, aantrekkelijke man die ook nog een interessant leven leidt. Als ik zo iemand zou tegenkomen, hoef ik niet meer naar de kroeg en kan ik een 'normaal' leven leiden, maar totdat dat gebeurt moeten we er het beste van zien te maken, zo goed en zo kwaad als dat gaat."
Er viel een korte stilte voordat het applaus losbarstte. Zelfs André deed mee en hief zijn glas om een toost uit te brengen op de spreker.
God, wat ben ik toch goed, dacht Willem tevreden glimlachend. Jan legde zijn hand op Willems arm.
"Dat was helemaal waar. Ik ben het volledig eens met alles wat je zei. Ik zou je graag wat beter leren kennen, Willem. Vind je het een leuk idee om volgende week een keer te gaan lunchen ofzo? Of komt dat niet uit? Je moet het zeggen als ik te hard van stapel loop, hoor."
Willems overwinning was compleet en het deed hem zichtbaar genoegen André triomfantelijk te kunnen vragen om papier en pen.

In de trein terug van Schiphol had Roy tijd om na te denken over wat er allemaal gebeurd was. Het was een raar gevoel dat Candice eerder terugging en ergens begreep hij het ook niet helemaal maar hij had het geaccepteerd, zoals hij zoveel dingen geaccepteerd had de laatste paar weken. Als dit een voorproefje was van het leven dat voor hen in het verschiet lag, dan wogen de voordelen zeker op tegen de nadelen. Hij had nog geen idee wat hij zou gaan doen in zijn eentje, maar hij voelde bij voorbaat al de opwinding van de mogelijkheden die deze vrijheid hem bood. Hij had de herinnering aan die nacht met Katherine nog in zijn achterhoofd en hoewel hij had besloten dat hij er geen behoefte aan had om die kant van zijn seksualiteit op dit moment verder te onderzoeken, wilde hij wel nog een avontuurtje beleven voordat hij zou terugkeren naar het getrouwde leven in Florida, hoezeer dat dan ook nieuw leven ingeblazen was. Of dat zou gebeuren was natuurlijk de vraag. Het lag niet in zijn bedoeling om een bezoek te brengen aan een dame van plezier of iets van gelijke strekking, maar hij besloot zichzelf open te stellen voor mogelijkheden die op zijn weg zouden komen. Met dat in gedachten, haalde hij een maaltijd bij de afhaalchinees en keerde terug naar het appartement om te gaan eten. De volgende avond zou het oudejaarsavond zijn en hij had gehoord dat dat een nogal wilde bedoening kon zijn hier en dus wilde hij dat zeker meemaken, maar wat zou hij vanavond gaan doen? Hij overwoog aan te bellen bij Gerrit om te vragen of hij zin had de stad in te gaan, maar besloot dat toch niet te doen. Als hij de vrije teugels had, moest hij er gebruik van maken ook, en er was tijd zat om voor zijn vertrek nog een keer met Gerrit een avondje te gaan stappen. Hij was net van plan de stad in te lopen en gewoon te zien waar hij terechtkwam, toen zijn oog viel op een advertentie voor een Amerikaanse stand-up comedyvoorstelling in een van de gratis huis-aan-huisbladen. Zo zonder Candice voelde hij zich toch enigszins ontredderd en het idee om in zijn eigen taal door landgenoten geamuseerd te worden sprak hem ineens sterk aan. Hij belde het telefoonnummer dat erbij vermeld stond en men zei hem langs te komen, hoewel men niet kon garanderen dat hij erin zou komen. Blijkbaar was het een populaire show in deze kerstperiode. Hij deed zijn favoriete spijkerbroek en zijn leren jasje aan en vertrok richting Leidseplein. Het was bitterkoud en de oostenwind sneed overal doorheen, maar hij merkte het niet. Hij was in zijn element, op ontdekkingstocht door deze fantastische stad. Het maakte niet uit of je verdwaalde want de structuur van de stad was zodanig dat je uiteindelijk toch wel terechtkwam waar je moest zijn, mits je ongeveer de juiste richting aanhield. Terwijl hij rustig voortwandelde bekeek hij de mensen die hem tegemoet kwamen. De wat oudere toeristen pikte je er zo uit, zeker de Amerikanen, die zagen er gewoon uit alsof ze hier niet thuishoorden. Wat betreft de jongere generaties was het veel moeilijker onderscheid te maken, hoewel bijvoorbeeld de groepjes halfdronken Engelsen die over de straten zwalkten herkenbaar waren aan hun luidruchtige, branieachtige gedrag. Roy liep er met een wijde boog omheen, de agressiviteit die ze uitstraalden angstvallig vermijdend. Hij dacht aan Elfriede en vroeg zich af waar zij op dit moment mee bezig was. Er liepen zoveel vreemde mensen rond in Amsterdam - voornamelijk zwervers, junkies en alcoholisten met zielige, verwrongen gezichten en uitgemergelde lichamen, vaak vastberaden ergens naar onderweg zonder zich bewust te zijn van de omgeving, of ineengedoken zittend in een portiek, het hoofd tussen de benen. Hij vond dat soort types verontrustend, in het bijzonder degenen die schreeuwend hun woede tegen de wereld uitten, maar werd zelden door ze lastiggevallen. Ze leken in hun eigen geďsoleerde wereldje te leven en Roy vroeg zich af waarom de autoriteiten dat toelieten maar kwam vervolgens tot de conclusie dat in een stad die tolerantie hoog in het vaandel heeft staan, de mensen zelf moeten kunnen kiezen hoe ze willen leven, als ze een keuze hebben tenminste.
Hij sloeg de hoek om de Leidsestraat in en voegde zich bij de stroom mensen die zich in de richting van het Leidseplein bewoog. Hij bedacht dat hij misschien naderhand een paar kroegen in deze buurt zou kunnen bezoeken, hoewel men hier vooral op een jong uitgaanspubliek leek in te spelen met veel snackbars, neonreclames en internationale restaurants.
Eenmaal aangekomen bij het theater annex restaurant, bleken er alleen nog staanplaatsen achterin te zijn, maar dat vond hij geen bezwaar aangezien de sfeer aangenaam en opgewekt was. Op de een of andere manier vond hij de voorstelling op deze plek volledig detoneren en het voelde niet juist om als Amerikaan in Amsterdam te lachen om Amerikaanse humor, die weliswaar aan de Europese smaak was aangepast. Er zaten wel een paar leuke grappen bij maar over het geheel genomen had hij de avond toch liever een iets meer Nederlandse invulling gegeven. Zijn buurvrouw scheen daarentegen alles vreselijk grappig te vinden. Hij schatte haar tussen de vijfentwintig en vijfendertig jaar oud, ze had kort, piekerig, blond haar en haar kleding was zwaar geďnspireerd op het hippietijdperk, maar het was vooral haar lach die hem aantrok. Hij merkte dat hij steeds meegiechelde met haar aanstekelijke gegrinnik, hetgeen niet onopgemerkt bleef en op een gegeven moment draaide ze zich naar hem toe en keek hem in de ogen. Ze had de meest indrukwekkende groene ogen die hij ooit gezien had. Vertrouw nooit een meisje met groene ogen, placht zijn moeder hem te waarschuwen, maar het mocht niet baten.
"Sorry hoor, maar je hebt zo'n heerlijke lach. Het werkt heel aanstekelijk."
"Dank je. Hoewel, het is niet besmettelijk hoor."
Ze had een Amerikaans accent.
"Waar kom je vandaan?"
"Oorspronkelijk uit Seattle, maar ik woon in Amsterdam. En jij?"
"Tampa Bay, Florida. Ik ben Roy. Eh, wil je iets drinken? Als je niet met iemand bent, tenminste."
"Ik ben Sylvia. Ik ben hier niet met iemand en ik lust wel een glaasje witte wijn."
"Oké, ik ben zo terug."
Roy had Sylvia nauwkeurig bekeken en hij was er zeker van dat dit niets anders dan een aantrekkelijke vrouw was en het feit dat hij pas een paar uur eerder afscheid had genomen van zijn echtgenoot, leek nog slechts een vage herinnering. Hij had zich voorgenomen om nog een avontuurtje te beleven, dit was in ieder geval alvast een goed begin.

Candice kuste Roy ten afscheid en liep via de paspoortcontrole de wachtruimte in. Eén ding was zeker, ze hield meer van haar man dan ooit tevoren en dat gevoel wilde ze niet kwijtraken. Een nieuw leven met Roy was iets om naar uit te kijken, maar eerst moest ze bepaalde dingen nog verwerken. Net als hij had ze een bepaalde bevrijding ervaren. Niet zozeer een bevrijding van hem, maar vooral een bevrijding van de strakke normen en waarden die haar hele leven hadden ingesnoerd. Ze hadden haar gemaakt tot de perfecte huisvrouw en echtgenoot van een geslaagde zakenman, maar ze hadden haar ook frigide gemaakt, niet alleen op seksueel gebied maar ook haar persoonlijkheid was verkild. Nu kon ze eindelijk zijn wie ze wilde zijn en niet wie de maatschappij vond dat ze moest zijn, en dat voelde als een enorme bevrijding. Ze had allerlei plannetjes gemaakt die ze volgende week ten uitvoer zou brengen, maar eerst moesten er nog een paar lopende zaken afgehandeld worden.
Ze stapte het vliegtuig in en ging op zoek naar haar plaats. Nadat ze haar jas had uitgedaan en haar handbagage had weggeborgen, ging ze zitten en draaide zich naar haar buurman, legde haar handen op zijn wangen en kuste hem.
"Je hebt het dus gehaald."
"Dacht je dat ik het niet zou halen?"
"Weet je zeker dat we hier goed aan doen?"
"Gerrit, ik ben van mijn leven nog niet zo zeker van mijn zaak geweest!"

Ben, Marcel en Mia hadden afgesproken in Café Krom, om acht uur op oudejaarsavond. Na een eerste onwennig drankje, hervonden ze al snel de verbondenheid die ze de vorige dag hadden opgebouwd en voelden ze zich volstrekt op hun gemak in elkaars gezelschap.
"Vinden jullie dit niet maf? Of ben ik de enige die het gevoel heeft dat we elkaar al jaren kennen?" Marcel dronk zijn derde bierglas leeg.
De andere twee knikten fervent.
"Misschien kennen we elkaar uit een vorig leven", zei Mia.
"Oké, wie waren we dan in dat vorig leven?", vroeg Ben en hij nam een hand pinda's uit het schaaltje.
"Misschien was ik Cleopatra en waren jullie Marcus Anthonius en Julius Ceasar." Mia gooide haar haar naar achteren en knipperde verleidelijk met haar wimpers.
"Dat voorspelt niet veel goeds. Ze kwamen allemaal nogal gruwelijk om het leven", merkte Ben droogjes op.
"Maar is het niet geweldig?", vervolgde Marcel zijn betoog. "Je hele leven ontmoet je mensen, je leert ze kennen, verliest ze, leert weer anderen kennen enzovoort, maar het is zo zeldzaam dat je iemand ontmoet die meteen op exact dezelfde golflengte zit en kijk hier: twee vliegen in een klap."
"Zielsverwantschap."
"Misschien. Het kan best zijn dat we uiteindelijk boezemvrienden worden maar is het niet zo dat je bijna alles van iemand moet weten voordat je hem of haar je boezemvriend kunt noemen?"
"Moet je luisteren, Ben", zei Mia. "Jij en ik kennen elkaar een beetje, waarschijnlijk - nou nee, dat is wel zeker - een stuk beter dan we Marcel kennen, maar ik zou er persoonlijk niet aan moeten dénken dat iemand echt alles van me wist. Een meisje moet haar geheimpjes kunnen hebben!"
"Nou, dan heb ik er hier één waarvan ik vind dat Marcel er recht op heeft die te weten. Op een bepaalde tijd van de maand is ze echt niet te genieten! Dan moet je bij haar uit buurt blijven." Ben brulde van het lachen terwijl Mia hem een klapje gaf.
"Da's helemaal niet waar! Geloof er maar geen woord van, Marcel. Ik ben de vredigheid zelve."
"Wacht maar tot ěk last krijg van premenstruale depressies. Berg je dan maar!" Marcel maakte met zijn vingers het teken van een kruis en siste door zijn tanden.
"Is dat nichtenhumor?" vroeg Ben verdwaasd.
Marcel en Mia keken elkaar ongelovig aan, op een overdreven manier.
"Bedoel je dat jullie geen bioritmen hebben? Ik dacht dat alle mannen hun eigen menstruele cyclus hadden gecreëerd om zich niet buitengesloten te voelen!"
Ben voelde zich een beetje in verlegenheid gebracht en veranderde het onderwerp van het gesprek. Hij voelde zich intellectueel enigszins achtergesteld, vergeleken met de anderen, maar genoot met volle teugen van hun gezelschap. Ze gaven hem een optimistisch gevoel. Het zag er dan wel naar uit dat hij Mia niet kon hebben zoals hij had gewild, maar wat hij er voor in de plaats kreeg was misschien nog wel beter. Hij wist niet of er al sprake was van zielsverwantschap - hij wist niet eens precies wat dat inhield - maar hij moest toegeven dat er onmiskenbaar sprake was van een gevoel van verbondenheid, zo sterk dat het leek op een soort verliefdheid.
De avond vorderde gestaag en met z'n drieën vormden ze een hecht groepje, zich nauwelijks bewust van de wereld om hen heen. Ze werden langzaam dronken op die vrolijke en open manier die alleen maar mogelijk is in het stimulerende gezelschap van goede vrienden. Voordat ze het wisten, was het al bijna middernacht geworden en veel cafébezoekers liepen alvast de straat op om het nieuwe jaar in te luiden.
"Kom mee, jongens", schreeuwde Mia boven het kabaal uit. "Laten we naar buiten gaan. Het is bijna twaalf uur."
De drie vrienden strompelden naar buiten, glas in de hand, en sloten zich aan bij de groep mensen die zich op straat verzameld had. Op de achtergrond hoorden ze de barkeeper beginnen met aftellen.
"Tien, negen, acht..."
Mia legde haar armen over de schouders van beide mannen en ze gingen in een kringetje staan.
"Zeven, zes, vijf..."
Marcel schoof zijn arm over Bens schouder en gedrieën keken ze elkaar aan, vervuld van warmte, alcohol en vriendschap.
"Vier, drie, twee..."
"Nu komt het!", gilde Ben.
"Een..."
Het lawaai van het vuurwerk was oorverdovend en de mensen juichten en dansten op straat. De hemel lichtte op in alle mogelijke kleuren en het kabaal van ontploffend vuurwerk en de kruitdampen veranderden de stad tijdelijk in een oorlogsgebied. De drie vrienden grinnikten naar elkaar alsof het ze allemaal niets kon schelen en Mia boog zich naar voren om Ben hartstochtelijk op de mond te kussen. Tot zijn verrassing voelde Marcel hoe Bens arm hem stevig in de omhelzing betrok. Terwijl hij steeds dichterbij werd getrokken, keek hij naar Mia en vervolgens naar Ben en liet tenslotte zijn lippen versmelten met die van hun in een driewegkus die een eeuwigheid leek te duren.


29. Elfriedes beste vriendin

Elfriede keek door het raam naar de snel donker wordende lucht. De sneeuw die op sommige plekken was blijven liggen weerkaatste het afnemende licht. "Het is een prachtig uitzicht, vind je niet Elfriede?" Haar oudste vriendin zat in een oude, leren fauteuil, zachtjes heen en weer schommelend en spelend met de kralen van haar armbanden. "Valentine, er is helemaal niets prachtigs aan dit uitzicht. Het enige wat je van hier uit ziet zijn nog meer flats, precies dezelfde als deze, grote blokkendozen waar mensen in moeten leven. Kijk daar beneden, dat moet een park voorstellen waar de mensen met mooi weer kunnen zitten, met elkaar praten en genieten van de zon, een groene zone tussen de woonkolossen. Het enige wat je ziet zijn een paar miezerige boompjes die niet in bloei raken omdat ze in de schaduw staan en overal ligt rotzooi, zwerfafval en opengescheurde vuilniszakken, om nog maar te zwijgen van het gras dat jaren geleden al verdwenen was." Valentine kwam naast haar staan bij het raam. "Ja, maar kijk eens naar de lucht. Vanuit mijn stoel kan ik de wolken voorbij zien drijven. Er is zoveel lucht in dit land en het ziet er altijd weer anders uit." "Voel je je hier niet opgesloten en voel je je hier wel veilig? Ik maak me soms zorgen over je, Valentine. Er lopen hier zoveel slechte types rond die het voorzien hebben op zwakke, oude dametjes. Er zijn zoveel inbraken, zoveel drugs." Valentine trok haar dikke wenkbrauwen op en keek haar vriendin verbaasd aan. "Elfriede Christiaanse, dat moet jij nodig zeggen. Jij woont tussen die mensen. Jij leeft in de stad, op straat en dan maak je je zorgen om mij?" "Mij zal niets gebeuren. Dat weet je. Je weet dat ik bescherming geniet." "Pff. Bescherming! Je hebt tot nu toe gewoon geluk gehad. Maar op een dag zal ik naar het centrum geroepen worden om jouw lijk te moeten identificeren!" "Ik wil hier niet weer ruzie met je over maken, Valentine. Je weet dat ik niet zal veranderen en ik neem aan jij ook niet." "Dat heb je goed gezien, meisje. Ik ben veel te oud om nog te veranderen en bovendien ben ik gelukkig in mijn blokkendoosje, zoals jij dat noemt. Ik voel me hier veilig, mijn vrienden wonen in de buurt en als ik hulp nodig heb is er altijd nog de telefoon." Elfriede schudde haar hoofd. Ze maakte zich wel degelijk zorgen. Valentine stond niet op haar lijstje en daardoor was ze er niet zeker van dat ze haar zou kunnen helpen in geval van nood. Ze keek de oudere vrouw aan en glimlachte. Het was oudejaarsavond en Valentine had zich voor de gelegenheid opgedoft. Ze was een omvangrijke vrouw maar Elfriede vond haar er desondanks heel elegant uitzien in haar witte, met kant afgezette jurk. Het geheel werd gecompleteerd met een witte vouwdoek die strak om haar hoofd gebonden zat, zodat slechts een paar slierten zilvergrijs haar zichtbaar waren. Verder droeg ze haar beste juwelen, de meeste van goud, en Elfriede vond dat ze er als een engel uitzag. "Kijk Elfriede, de lichtjes gaan overal aan. Is dat niet een leuk gezicht? Iedereen maakt zijn flat altijd zo feestelijk in deze tijd van het jaar." Dankzij vergevorderd glaucoom in haar ogen kon Valentine weinig details meer onderscheiden, maar ze zag wel de kleuren en lichtjes. "Ja, liefje, ze zijn prachtig." Elfriede keek naar een raam in de flat aan de overkant waar een man en een vrouw duidelijk slaande ruzie hadden. Toen de man zijn hand ophief, keek Elfriede snel de andere kant op. "Waar blijft die rum die je me beloofd had?" "Zullen we niet nog even wachten op Laetitia?" "Dan kunnen we tot sint-juttemis wachten. Je weet dat Laetitia altijd te laat komt." "Ik zal vast het eten klaarzetten. Hier is de rum, schenk je zelf maar wat in." Met behulp van haar wandelstok liep Valentine langzaam naar de open keuken. Buiten werden een paar rotjes afgestoken. "Ze kunnen niet wachten, die rotjongens. Maar ik ben dol op het vuurwerk op oudejaarsavond. En je kunt het hier vandaan heel goed zien." Elfriede schonk wat rum in een glas met een gouden randje en hielp vervolgens haar dierbare vriendin de zorgvuldig met aluminiumfolie afgedekte schalen op te halen uit de keuken. Elfriede had weinig goede herinneringen aan deze tijd van het jaar. Toen George en Anton waren omgekomen bij dat vreselijke auto-ongeluk op tweede kerstdag vele jaren geleden, had Valentine haar en haar zoon Albert in huis genomen en zich over hen ontfermd totdat het ergste achter de rug was. Elfriede kwam er echter mentaal niet meer bovenop, de tragedie had haar volledig lamgeslagen, en toen ze uiteindelijk niet meer hanteerbaar was, werd ze overgeplaatst naar een psychiatrische inrichting waar ze zes maanden zou verblijven. Het was Valentine die haar iedere dag bezocht en haar hand vasthield terwijl ze onbeheerst huilde, of schreeuwde van frustratie, of alleen maar wat voor zich uitzong om de demonen die bezit van haar genomen hadden te kalmeren. Nadat Elfriede de beheersing over haar emoties hervonden had en uit de kliniek ontslagen was, had Valentine haar wederom onderdak aangeboden maar ondanks al haar pogingen kon ze niet voorkomen dat Elfriede haar verplichtingen niet nakwam, haar woning verwaarloosde en uiteindelijk begon te zwerven. Albert was bij Valentine in huis gebleven totdat hij trouwde en uiteindelijk verhuisde naar het zuiden van het land, in verlegenheid gebracht door en niet langer in staat de pijn te verdragen van het moeten aanzien hoe zijn moeder langzaam afgleed naar een staat van totale ontreddering. Elfriede was nooit vergeten wat Valentine allemaal voor haar gedaan had en ze had gezworen de oude vrouw te helpen zoveel als ze kon, hoewel haar status van dakloze daar niet bepaald veelbelovende mogelijkheden voor bood. Ze had zichzelf nooit vergeven dat ze vergeten was Valentine op haar lijst te zetten, dat was een misser, een menselijke fout waarvan ze zeker wist dat die haar ooit nog eens zou opbreken. De lijst. Het was haar levenswerk geworden, haar raison d'ętre. Zonder dat zou ze ongetwijfeld allang onder de groene zoden liggen en er ging geen dag voorbij zonder dat ze zich de omstandigheden herinnerde die hadden geleid tot het opstellen van die lijst. Gedurende haar heldere momenten in de kliniek had Elfriede geprobeerd de Winti aan te roepen, en zelfs Anana zelf had ze gesmeekt haar te verklaren waarom haar echtgenoot en oudste zoon hadden moeten overlijden. Ze had zelfs tot de god der christenen gebeden om een verklaring, maar er was niets gebeurd. Ze voelde zich spiritueel in de steek gelaten, verwaarloosd en volkomen eenzaam. Ze voelde zich wegglijden naar een staat van totale krankzinnigheid en vervloekte de voorvaderlijke geesten voor het feit dat ze haar voorgelogen hadden. Haar was beloofd dat ze een lotsbestemming zou hebben en over spirituele krachten zou beschikken, en hoewel haar leven in Amsterdam de herinnering aan die beloftes enigszins had vervaagd, had ze altijd het gevoel blijven houden dat er voor haar een bijzondere taak was weggelegd in het leven. Maar nu had ze niets meer, alles was haar ontnomen. Ze kon zich haar vrienden en zoon Albert nauwelijks herinneren en ze herkende Valentine, die iedere dag langskwam om haar troost te bieden, niet meer. Het was op oudejaarsavond 1986 dat ze besloot zelfmoord te plegen om daarmee een eind te maken aan alle ellende. Ze kon het lawaai horen van het feestje voor patiënten en personeel, dat was georganiseerd in de recreatieruimte aan het eind van de gang. Ze had voorgewend te slapen, zodat men haar met rust zou laten. Met een uit de eetkamer ontvreemd mes verborgen onder haar rok, liep ze ongestoord naar de toiletruimte van de afdeling. Toen ze op de toiletpot zat en naar de witte tegels op de muur staarde en op de deur recht voor haar de door iemand ingekerfde tekst 'God is shit' las, wist ze dat de tijd rijp was. Er was niets meer om voor te leven en niemand zou er om treuren, het was tijd om de wereld te bevrijden van dit nutteloze menselijk wezen. Ze haalde het mes tevoorschijn en slaagde erin de aderen van haar linkerpols open te snijden zonder een enkel geluid te maken. Een paar seconden keek ze toe hoe het bloed naar de oppervlakte borrelde en vervolgens op de vloer begon te druppelen. Half lachend en half huilend pakte ze het mes over in haar linkerhand om de andere pols onder handen te nemen. "Elfriede Urmi! Dit kunnen we niet toestaan. Je hebt jouw tijd en taken nog niet volbracht." Ze voelde koud water over haar polsen lopen, maar toen ze naar beneden keek, zag ze slechts bloed uit de wonden gutsen. Toen ze weer opkeek zag ze de Watra Wenu boven zich uittorenen. Vervuld van woede haalde ze wild uit met haar arm in de richting van de verschijning, maar het enige resultaat was dat er bloed op de deur spatte. "Jullie hebben me verraden. Jullie hebben me alles ontnomen wat me lief was. Jullie hebben hem laten sterven. Waarom konden jullie hem niet vredig laten gaan, waarom moest zijn lichaam en dat van mijn zoon verminkt worden? Jullie hebben ze laten lijden voordat ze stierven. Waarom? Waarom?" "Luister goed, Elfriede." De stem had een verzoenende en kalmerende toon gekregen. "Alles in het universum heeft een doel. Je hebt dat als kind al geleerd. Jouw doel is ons te dienen, je lotsbestemming te volgen en taken van de hoogste importantie ten uitvoer te brengen." "Ik kan daar niets mee. Waarom moeten er door mijn toedoen onschuldige mensen lijden? Waarom? Welk hoger doel wordt daarmee gediend? Ik heb nooit een teken gekregen dat ik iets zou moeten doen. Ik heb een volstrekt normaal leven geleid en ik beschik niet over bijzondere krachten. Er is mij nooit een taak opgedragen." "Jouw taken zullen spoedig een aanvang nemen. Over je krachten zul je kunnen beschikken als je ze nodig hebt. Je zult weten wat je te doen staat zonder dat je het je realiseert. Jouw leven tot dusver is een voorbereiding geweest op wat er komen gaat." "Dus het sterven van mijn man en zoon is een voorbereiding geweest op iets wat mij te doen staat?" "Ja, op een bepaalde manier. Tragische gebeurtenissen versterken het kra." "In dat geval wijs ik jullie taken en lotsbestemming af. Ik ben niet van plan goden te dienen die zo wreed zijn, zo meedogenloos. Ik stuur jullie plannetjes in de war door mezelf van kant te maken en het kan me niet schelen wat er met mijn geest gebeurt in het hiernamaals." De Watra Wenu keek bezorgd en voordat ze het wist verschenen er andere Winti. Alsof ze met één stem spraken, oefenden ze druk uit op Elfriede. "Je zult niet doodgaan, Elfriede Urmi, en je zult doen wat het lot van je verlangt. Je kunt niet anders. Het is jouw taak om te proberen het kwaad in vele verschijningsvormen te bestrijden. Je zult nog veel meer moeten lijden dan tot nu toe, maar je moet je lot volbrengen. Vele zielen moeten gered worden en vele mensenlevens moeten worden beschermd. Je zult een poppenspeler zijn en de levensdraden van levende poppen bespelen. Naast de krachten die we je geven, zul je al je kennis nodig hebben want er zijn altijd gevaren. Sommigen zullen je tegenwerken en sommigen zullen proberen je werk en degenen onder jouw hoede te vernietigen. Wanneer jouw taken zijn volbracht, zul je herenigd worden met je echtgenoot en zoon in een gelukzalig bestaan tot in de eeuwigheid, maar tot die tijd moet je je verplichtingen nakomen." Elfriede was bang, banger dan ze ooit was geweest, en toch besloot ze haar gemoed krachtig overeind te houden en zich te blijven verzetten. "Dat weiger ik!" Terwijl het leven uit haar wegstroomde en de vloer van het kleine kamertje rood kleurde van het bloed, ondernamen de Winti een laatste poging om haar te overtuigen. "George? Ben jij dat?" Voor haar ogen was de etherische verschijning van haar echtgenoot opgedoemd. Achter hem kon ze nog net het beeld van haar zoon onderscheiden. "Ja schat, ik ben het. Ik maak het goed, en Anton ook. We zijn allebei zó trots dat je bent uitverkoren om zo'n belangrijke taak uit te voeren." Er was iets raars in zijn stem, iets dat niet klopte. Om te zien was het George ten voeten uit en ze was blij dat ze de gelegenheid kreeg hem nog eens van dichtbij te bekijken, maar het gevoel dat ze gemanipuleerd werd overheerste en hoewel het moeilijk was zich los te rukken van de verleiding om zich gewonnen te geven, lukte het haar en ze barstte in lachen uit, eerst met lange uithalen en vervolgens compleet hysterisch. Toen het verplegend personeel haar op een brancard wegvoerde, lachte ze nog steeds. "Jullie dachten mij met goedkope trucjes tot gehoorzaamheid te kunnen dwingen? Ik moet van jullie kotsen! Jullie kunnen de boom in!" Vrezend dat ze wellicht gewelddadig zou kunnen worden, gaf men haar een sterk kalmerende injectie en ze zakte weg in een onrustige bewusteloosheid. Pas nadat ze volledig hersteld was, kon ze de terugkeer van de Winti in haar leven een plaats geven. Ze had geen moment gedacht dat het een droom of een door de medicijnen veroorzaakte waanvoorstelling was geweest. Ze wist dat het echt was gebeurd en hoewel ze hen had afgewezen, hadden ze haar wel de stuipen op het lijf gejaagd. Ze had er lang over nagedacht wat het was dat ze haar wilden laten doen en voelde zich een beetje schuldig over het tegenwerken van haar eigen lotsbestemming, als het dat was. Ze kon hen niet vergeven dat ze George hadden laten sterven en verweet zichzelf er niet in geslaagd te zijn hem te beschermen. Ze kwam tot de conclusie dat ze juist had gehandeld, wat de gevolgen daarvan dan ook mochten zijn. In haar achterhoofd knaagde echter de gedachte dat haar afwijzing op een bepaalde manier de bestrijding van het kwaad had verstoord. Ze realiseerde zich ook dat ze, ondanks haar verworven beschaving, nog steeds een meisje uit de binnenlanden van Suriname was en dat logica vaak botste met bijgeloof. De interne strijd over wat ze wel en niet geloofde, nam vele weken in beslag. Het was in deze periode van zelfonderzoek dat ze zich vervreemdde van haar zoon en vrienden en haar verantwoordelijkheden verwaarloosde. Dat waren zaken die er op dat moment niet toe deden. Ze wist dat ze eerst haar twijfels moest overwinnen en moest ontdekken wat ze met haar leven wilde doen om daarna nooit meer van dat pad te wijken. Niemand kon haar ervan beschuldigen de makkelijkste weg te kiezen. Het leven op straat was bepaald niet makkelijk, zeker niet in het begin toen ze moest leren hoe te overleven met niets, levend tussen andere totaal berooide mensen. Haar idee was dat ze erachter zou komen wat haar werkelijke levensdoel was door het uit haar leven bannen van alle materiële zaken die belangrijk voor haar waren geweest. Ze kwam er achter dat ze maar heel weinig nodig had om te leven en dat bevrijdde haar van een zware last, waardoor ze het gevoel had dat ze de wereld kon zien voor wat het was. Ze ontdekte dat ze de gave had om mensen in te schatten door ze slechts aan te kijken en ze had het nooit bij het verkeerde eind. Ze kon mensen die haar iets zouden kunnen aandoen er zo uitpikken en vervolgens vermijden, net zo makkelijk als ze degenen die haar welgezind waren meteen als zodanig herkende. Op die manier werd ze een doorgewinterde kenner van het stadsleven. Maar het belangrijkste was dat ze kon aanvoelen wanneer mensen hulp nodig hadden. Over materiële problemen maakte ze zich in die zin niet veel zorgen maar emotionele problemen vond ze belangrijk om op te lossen. Langzamerhand begon zich een plannetje in haar hoofd te ontvouwen. Ze besloot een aantal mensen uit te zoeken die problemen hadden met het vinden van hun geluk en zichzelf in te zetten om hen daarbij te helpen. Daarbij zou ze moeten beoordelen wie hiervoor wel en wie niet in aanmerking kwam, maar ze had het gevoel dat ze dat kon en wellicht zou ze zich op deze manier met de Winti kunnen verzoenen. Ze vroeg zich zelfs af of dit niet was wat ze uiteindelijk hadden wilden bereiken, maar vermoedde dat er voor haar een veel hogere taak weggelegd was geweest. Haar besluit stond in ieder geval vast en ze begon te zoeken naar mensen die hulp nodig hadden. Dat bleek in eerste instantie lang niet eenvoudig; er waren zoveel mensen die problemen hadden en ze merkte dat ze het proces forceerde. Op die manier zou het niet gaan lukken. Ze moest op haar instincten vertrouwen en na wat vallen en opstaan, merkte ze dat ze zodra ze iemand ontmoette onmiddellijk wist of deze persoon wel of niet op haar lijst terecht zou komen. Haar eerste regel was dat ze zich niet bewust mochten zijn van haar betrokkenheid bij de verbetering van hun lot en daarvoor had ze wat trucjes nodig. Het was gedurende die eerste paar jaar dat ze de vermogens begon te ontdekken die de Winti in haar geplant hadden. Om die krachten op te roepen moest ze bepaalde rituelen uitvoeren en daarvoor had ze een plek nodig waar ze niet gestoord zou worden. Het was om die reden dat ze het contact met Valentine had hersteld. Om ongeveer twee minuten voor twaalf werd er aangebeld bij Valentine. "Dat zal Laetitia zijn. Waarom is ze zo laat?" Valentine stond met moeite op om naar de voordeur te lopen. "Kijk alsjeblieft eerst goed door het gaatje", waarschuwde Elfriede. "Je weet het nooit." Vanuit de huiskamer kon ze deur horen opengaan maar vreemd genoeg hoorde ze niet de vertrouwde schorre lach van Laetitia. Ploseling ervoer ze een gevoel van diepe onrust. "Wie is het, Valentine?", schreeuwde ze. Valentine kwam de kamer binnen, hevig trillend over haar hele lijf. "Ik... ik dacht dat het Laetitia was. Het leek op Laetitia." Elfriede sprong op. "Maar het is Laetitia niet." Valentine zakte in elkaar, haar ogen wijd opengesperd en zwaar ademend. Er stond een man in de deuropening. Bijna twee meter lang, zwaargebouwd en met dik kroeshaar. Hij grijnsde naar Elfriede met opengesperde neusgaten en zijn ogen fixeerden haar met een dreigende blik. "Hallo, Elfriede Urmi. Eindelijk ontmoeten wij elkaar." Buiten leek de wereld te ontploffen. Het naar binnen vallende licht van het vuurwerk wierp onheilspellende schaduwen in de kamer en in de gekleurde lichtflitsen ontwaarde ze zijn gezicht. Het was een Wisi-man!


30. Carolien op reis

Carolien opende haar ogen. Ze had een nerveus gevoel en geen idee wat te verwachten. Het was volkomen stil, behalve het zingen van een vogel ergens ver weg. Afgaande op het licht, schatte ze dat het vroeg in de ochtend was, maar waar was ze in hemelsnaam? Ze richtte haar hoofd op, voorzichtig want het deed pijn, en keek de kamer rond. Witte muren, weinig meubilair, een schilderij met een zeegezicht boven het bed en een klein nachtkastje waarop een kaart lag. Toen ze voorzichtig haar arm uitstak om de kaart te kunnen pakken, merkte ze dat ze verbonden was aan een of ander infuus en in het spiegelende glas van het geblindeerde raam zag ze dat er verband om haar hoofd zat. Ze lag blijkbaar in een ziekenhuis. Ze las de kaart: 'Ben zo terug. Even wat fruit voor je halen. Maak je geen zorgen. Liefs, John.' Ze liet zich terugzakken op de kussens en probeerde te reconstrueren hoe ze hier terecht was gekomen, maar het enige dat ze zich kon herinneren was haar aanwezigheid bij het carnavalsfeest met John en Dwight en dat ze Elfriede had gezien in een soort droom. Verder had ze geen idee wat er gebeurd was. Toen ze haar ogen sloot in een poging haar hoofdpijn te verzachten, ging de deur open. "Hallo, ben je wakker?" "Ja, maar ik herinner me niet veel en ik heb knallende hoofdpijn. Wat is er in hemelsnaam met me gebeurd?" "We denken dat je bent flauwgevallen vanwege de warmte en alle opwinding, en dat je in je val met je hoofd op de stoep van iemands huis terecht bent gekomen. Als die grote, sterke carnavalsdanser er niet was geweest was je misschien wel vertrapt door de menigte. Ik heb nog nooit zulke kracht gezien. Hij droeg je boven z'n hoofd. Het was een heel gek gezicht om te zien hoe je zo over de hoofden van de mensen heen leek te zweven, en ook tamelijk verontrustend natuurlijk. In ieder geval ben je nu in veiligheid." Hij pakte haar hand en streelde deze zachtjes. "Nou, ik ben blij dat ik me dat allemaal niet herinner. Hoe lang lig ik hier al?" "Dit is de tweede dag." "Twee dagen! We hebben de boot gemist!" "Maak je maar geen zorgen, het is allemaal geregeld. We vliegen morgen naar Caracas en daar kunnen we weer aan boord van het schip gaan. De dokter denkt dat je er weer snel helemaal bovenop komt en dat de hoofdpijn gauw zal wegtrekken, en we krijgen zalf en tabletten mee. Zes hechtingen maar liefst!" De oliedollars hadden Caracas gemaakt tot een van de meest overbevolkte hoofdsteden van het continent, met indrukwekkende moderne architectuur in het centrum en in de heuvels er omheen uitgestrekte sloppenwijken, het resultaat van ongecontroleerde, massale migratie naar waar men dacht geld te kunnen verdienen. Carolien voelde zich hier niet op haar gemak en de uitzichtloze situatie van de arme bevolking deed haar denken aan haar vroegere leven in Amsterdam. Hier was het leven nog veel zwaarder en de hoeveelheid geld op haar bankrekening kwelde haar geweten bij het zien van de barre omstandigheden waaronder men moest leven. Om te proberen haar op te vrolijken nam John haar mee naar een restaurant waar hen werd aanbevolen het nationale gerecht van Venezuela, Pabellón Criollo, te proberen - een gerecht bestaande uit reepjes rundvlees, bonen, kaas, gebakken banaan en rijst - maar ze at slechts een paar kleine hapjes van de berg voedsel die voor haar neergezet werd. Ook nam hij haar mee naar de Plaza Bolivar met zijn eeuwenoude kathedraal, maar ze wilde onder geen beding het godshuis betreden. Ze was nog niet toe aan een confrontatie met God op zijn eigen terrein. Of het nu kwam door het incident op Trinidad of door het grote verschil tussen arm en rijk dat zo zichtbaar was overal waar ze kwamen, ze voelde zich in ieder geval tamelijk ellendig. Het komt omdat ik een slecht geweten heb, trachtte ze het voor zichzelf te verklaren. John stelde voor om de volgende dag een tripje naar Angel Falls te maken. Er was nog genoeg tijd voordat ze hun cruise zouden vervolgen en Carolien ging meteen akkoord, de gelegenheid verwelkomend de jachtige en onrustig makende stad te kunnen ontvluchten. Hij had haar nooit vragen gesteld over geld of hoe ze er toe gekomen was zichzelf te trakteren op een luxe cruisevakantie, en zij had hem op haar beurt ook niet uitgehoord over zijn financiële situatie. Hij had wel verteld dat hij met vervroegd pensioen was gegaan na zeer succesvol geweest te zijn met de verkoop van onroerend goed in en rond Vancouver aan Chinezen uit Hong Kong en ze nam aan dat hij redelijk welgesteld was, maar ze had al snel van andere passagiers opgepikt dat degenen die echte klasse bezaten, niet met hun rijkdom te koop liepen. Het stelde haar in de gelegenheid een verleden voor te wenden dat gebaseerd was op de waarheid maar dat suggereerde dat ze geërfd had van haar overleden echtgenoot en John had veel te goede manieren om verder door te vragen. Ze vroeg zich echter wel af waar dit allemaal toe zou leiden en of er ooit een tijd zou komen dat haar vroegere leven onder de loep zou worden genomen door hem. Tot nu toe hadden ze genoten van elkaars gezelschap en hadden ze wat gekust en geknuffeld, maar daar was het bij gebleven. Ze vroeg zich af of ze meer verlangde. Het was een feit dat het voelen van een mannenarm om zich heen bepaalde gevoelens bij haar had doen ontwaken die lang weggestopt waren geweest en dat vond ze niet onprettig. Eigenlijk was er niets dat ze niet prettig vond aan John. Ze voelde zich veilig en geborgen in zijn bijzijn en bovendien vond ze hem heel erg aantrekkelijk. Naarmate ze langer met elkaar omgingen begon ze zich wel af te vragen waarom hij verder geen avances had gemaakt en of hij zich überhaupt tot haar aangetrokken voelde, meer dan alleen als reisgenoot. Ach, er is nog tijd zat, dacht ze bij zichzelf. Als het gebeurt, zal ik er denkelijk geen bezwaar tegen hebben, en zo niet dan heb ik een fantastische tijd met hem gehad. Ze vlogen met een klein vliegtuigje, samen met een groep toeristen die onderweg waren naar een Ecohotel in de jungle, en zodra ze Caracas hadden verlaten, begon Carolien zich beter te voelen en ze was uiteindelijk zelfs tamelijk opgewonden over het avontuurlijke uitstapje. Ze vlogen over Venezuela's spookachtige Tepuis, een landschap met zandstenen bergplateaus die het massieve bewijs vormen dat Afrika en Zuid-Amerika ooit één continent waren. Terwijl de piloot dit vertelde over de intercom, meende Carolien opnieuw Elfriede's gezicht te ontwaren, deze keer gereflecteerd in een van de raampjes. Ze zag het beeld slechts in een flits maar het bezorgde haar koude rillingen. Even later zagen ze de afgelegen plateaus liggen die de inspiratiebron voor Sir Arthur Conan Doyle's The Lost World waren geweest en ze konden zich levendig voorstellen dat daar inderdaad nog steeds dinosaurussen leefden, in volsterkte afzondering en ver weg van de menselijke wereld. Het vliegtuig cirkelde ook nog even over de Angel Falls, de hoogste watervallen ter wereld, maar het begon al donker te worden en dus was er niet veel te zien. Na geland te zijn, stapten ze naar buiten in de vochtige avondlucht begeleid door het geluid van insecten uit het oerwoud. Er stond een minibus te wachten om de groep toeristen op te halen en de chauffeur was zo vriendelijk om John en Carolien af te zetten. John had reserveringen gemaakt in een houten hotelletje vlak bij de watervallen, het enige wat beschikbaar was op zulke korte termijn. Hij drukte op de bel bij de receptie en terwijl ze stonden te wachten maakten ze grapjes over het gevoel dat ze in een film met Humphrey Bogart terecht waren gekomen. Uiteindelijk kwam er op z'n dooie gemak een dikke, hevig transpirerende man van middelbare leeftijd uit een achterkamer tevoorschijn, die hun reservering bevestigde en vooruitbetaling eiste. Creditcard was prima, maar contant werd duidelijk veel meer op prijs gesteld en John had het gevoel geen andere keus te hebben en overhandigde de bankbiljetten. Toen Carolien zag dat er slechts één sleutel werd overhandigd, was ze toch wel enigszins verrast. Het leek er op dat er maar één kamer gereserveerd was en ze glimlachte inwendig om de stennis die John hierover maakte. Gedurende zeker tien minuten putte hij zich uit in excuses voor deze misser en beklaagde hij zich bij de manager dat hij wel degelijk twee kamers gereserveerd had, zonder resultaat overigens. Dit was de enige kamer die beschikbaar was, alle andere werden gerenoveerd en dus was het een kwestie van graag of niet. "Ach, doe niet zo gek, John. Het is maar voor één nachtje. Dat lukt wel, hoor." "Maar... weet je het zeker? Het spijt me echt verschrikkelijk. Het was niet mijn bedoeling..." "Het is oké. We nemen hem." Na nog wat gehakketak kon de man uiteindelijk worden overgehaald wat te eten te regelen en hij schreeuwde in rap Spaans een commando naar de achterkamer. "Ze komt het naar de kamer brengen. Wilt u ook ontbijt?" John en Carolien keken elkaar ongelovig aan en barstten vervolgens in lachen uit. "Natuurlijk willen we ontbijt. In Caracas zeiden ze dat dit een driesterrenhotel was!" "Ze zeggen zoveel in Caracas. Je moet die stadsmensen nooit geloven. Het zijn allemaal oplichters. Ik vertrouw ze voor geen cent." De man keek zo ernstig terwijl hij zijn voorhoofd fronste over de vermeende criminaliteit van de bewoners van de hoofdstad dat ze hun lachen moesten inhouden om hem niet nog meer in verlegenheid te brengen. "U kunt het eten morgen met me afrekenen." Nadat ze hun kamer hadden betrokken, kwam een vrouwelijke versie van de man bij de receptie een blad met wat kleine schaaltjes en twee flesjes cola brengen om vervolgens zonder een woord gesproken te hebben weer te verdwijnen. "Nou, nou", zei John. "Het is niet bepaald kost voor fijnproevers, zo te zien." "Ach, het zal wel meevallen. Waar is je gevoel voor avontuur gebleven?" "Je klinkt nu al heel anders!" "Ja, sorry dat ik zo chagrijnig was in Caracas. Maar ik voel me nu veel beter en heb er zelfs echt zin in." Ze keek hem aan en gaf hem een knipoog. "Geen probleem. Je zult nu wel moe zijn van de reis. Laten we maar vroeg gaan slapen, dan kunnen we morgenochtend vroeg de watervallen bekijken." Ze keek hem verbluft aan, maar hij was al verdwenen in de piepkleine badkamer. Wat was het toch met deze man, vroeg ze zich af. Er zou zich niet snel een betere gelegenheid voordoen om, zogezegd, 'elkaar beter te leren kennen', maar toch... Haar overpeinzingen werden verstoord door zijn terugkeer. Gekleed in T-shirt en boxershort stapte hij in bed. "Jouw beurt", zei hij. "Is het goed als ik aan deze kant van het bed lig?" "Prima", antwoordde ze, bitser dan ze had bedoeld, alvorens het twijfelachtige sanitair te gaan inspecteren. Toen ze terugkwam lag hij op zijn zij en was schijnbaar in slaap gevallen. Ze had onrustig geslapen. Het bed was niet comfortabel en ze was zich continu bewust van Johns lichaam naast haar, maar de onrust werd vooral veroorzaakt door allerlei vreemde beelden die door haar hoofd flitsten. Haar sluimerende slaap werd definitief onderbroken toen ze vroeg in de morgen met een schok wakker werd. Buiten waren stemmen te horen. Boze stemmen die schreeuwden en gilden. Eerst dacht ze dat ze nog steeds droomde, maar daar waren ze te echt voor en ze kwamen bovendien steeds dichterbij. "Hoor je dat?", fluisterde ze naar John. Aanvankelijk gromde hij slechts maar toen bleek dat het lawaai van binnen het gebouw kwam, werd hij wakker. Hij stond net op het punt op te staan om de zaak te gaan onderzoeken, toen hun deur openvloog en drie mannen zwaaiend met semi-automatische geweren de kamer binnenvielen. "Opstaan! Opstaan! Doe je kleren aan en meekomen!"
The Amsterdam Series Home daverich1046003.jpg daverich1046002.jpg
Kameleonesk
            
28. Een verrassende ouderjaarsavond
           
  1. Elfriedes beste vriendin
  2. Carolien op reis