42. Carolien in het oerwoud
Carolien was niet erg onder de indruk van haar ontvoerders. Gedurende de lange reis voelde ze zich geen moment bevreesd, hoewel de mannen tot de tanden toe bewapend waren. Eigenlijk waren het nauwelijks mannen, eerder tieners of misschien net twintig. Toen ze eenmaal in de gaten hadden dat ze geen pogingen zou ondernemen om te ontsnappen, ontspanden ze zich, maakten grapjes en rookten marihuana, waarbij ook Carolien af en toe een joint aangeboden kreeg. De chauffeur was echter van een geheel ander kaliber. Het was een stevig gebouwde man van ergens in de dertig, vermoedelijk ooit als militair opgeleid, die schijnbaar de leiding had en zelden meedeed met de vrolijke grappenmakerij achterin de jeep. De andere twee waren tegenover hem echter zeer onderdanig en het was duidelijk dat wanneer hij iets gedaan wilde hebben, hij over een onwrikbare autoriteit beschikte. Het was een schrale troost dat ze af en toe een beetje Nederlands kon praten, maar ze was zich ervan bewust dat ze feitelijk nog steeds in ernstig gevaar verkeerde en misschien wel achtergelaten kon worden in de jungle of erger als de situatie plotseling een onverwachte wending zou nemen. Terwijl ze uur na uur door elkaar geschud werd door het rijden over de hobbelige paden, dacht ze veel aan John. Ze ging er vanuit dat hij zich in soortgelijke omstandigheden zou bevinden. Ze werden beiden vastgehouden als een soort onderpand voor een veilige doortocht van het drugstransport en het was dus niet erg waarschijnlijk dat er iets met hen zou gebeuren tenzij er een of ander conflict met de autoriteiten zou ontstaan, hetgeen met het voortschrijden van de tijd steeds minder aannemelijk werd. Ze kreeg voedsel en er werd haar zelfs wat privacy gegund als dat nodig was. Op die momenten kreeg ze zelfs de beschikking over een rol toiletpapier en veroorloofde ze zich de luxe even te dagdromen. Ze hadden haar een linnen broek gegeven om haar benen te beschermen tegen insecten en de gemene doornstruiken. Hij was vele maten te groot maar ze was dankbaar geweest en met behulp van een touwtje slaagde ze erin de broek op te houden. De ironie van haar transformatie ontging haar niet; ze was van een slonzige weduwe veranderd in een mondaine reizigster en weer terug, alles binnen een zeer kort tijdsbestek. Haar leven had een aantal bizarre wendingen genomen de laatste paar weken, maar ze berustte daarin en had het gevoel dat het allemaal op de een of andere manier voorbeschikt was. Het was te verwachten geweest dat er een vergelding zou volgen op haar daden. Ze had dan ook geen moment geloofd dat ze er helemaal zonder kleerscheuren vanaf zou komen, maar op een haast perverse manier genoot ze van de opwinding en de gebeurtenissen hadden gevoelens bij haar losgemaakt die ze haar hele volwassen leven onderdrukt had. Voorlopig echter was het enige dat ze kon doen rustig blijven en proberen te genieten van de woeste rit door het oerwoud van Zuid-Amerika, hoeveel beangstigende momenten er onderweg ook nog zouden volgen.
"Hé dame, je moet nu weer even onder het dekzeil kruipen."
Opeens ontstond er een gespannen situatie. De jeeps waren gestopt en de jongens begonnen de taken uit te voeren die hen waren opgedragen.
"Waarom? Wat gaat er gebeuren? Jullie hoeven me toch niet weer vast te binden? Ik kan toch nergens naar toe."
"We zijn in de buurt van de Surinaamse grens. Jij moet gaan liggen en stil blijven liggen. Geen kik geven, begrijp je? Ik schiet je voor je kop als je lawaai maakt."
De jongen was weer soldaat geworden en ze twijfelde er niet aan dat hij meende wat hij zei, en dus liet ze gewillig haar handen en voeten knevelen en haar mond afplakken. Vervolgens werd ze achterin een van de jeeps gelegd tussen honderden plastic pakjes. De geur en de hitte onder het dekzeil waren niet te harden en ze was ervan overtuigd dat als ze hier lang moest liggen, ze zeker zou stikken, maar ze deed wat haar was opgedragen en verroerde zich niet.
Voor wat een eeuwigheid leek te duren, hoorde ze niets dan de motor terwijl ze voortreden. Ze hoorde niemand praten en begon zich steeds zwakker te voelen. Tot overmaat van ramp ontdekte ze op een gegeven moment vlak bij haar gezicht een grote, dikke spin die net als Carolien op zijn hoede was voor het wezen dat zich op zijn pad bevond. Ze bad dat de spin zijn interesse zou verliezen en weg zou kruipen, maar het beest bewoog zich daarentegen vastberaden steeds dichter naar haar gezicht toe om tenslotte een harige poot op te tillen en haar neus aan te raken. De jeep was inmiddels tot stilstand gekomen en er waren stemmen buiten, en hoewel ze niet kon verstaan wat er gezegd werd, was het duidelijk dat er scherpe vragen gesteld werden. Ze voelde iets hards tegen haar enkel stoten en zag hoe een geweer haastig werd verstopt onder het dekzeil. Ze was zich rotgeschrokken. De spin zette ondertussen zijn onderzoekstocht rustig voort, niet gestoord door de activiteiten buiten, en klom op haar wang. Behalve dat ze doodsbenauwd was dat het dier zou bijten, was het kriebelen van de poten bijna ondraaglijk en ze moest alle zeilen bijzetten om haar zelfbeheersing niet te verliezen. Ze wilde haar ogen sluiten maar was als gehypnotiseerd door de bewegingen van het dier. In een poging zichzelf te overtuigen dat de spin slechts nieuwsgierig was en haar niets zou doen tenzij ze bewoog, probeerde ze het beest zo objectief mogelijk te bekijken. Hoewel het feit dat ze ieder haartje op zijn lichaam kon onderscheiden de ergste nachtmerries uit haar vroege jeugd naar de oppervlakte bracht, moest ze toegeven dat de spin een zekere elegantie en schoonheid bezat. In ieder geval leidde het haar aandacht af van wat er buiten gebeurde. Er was nog steeds een hevige discussie gaande maar de toon leek vriendelijker te worden en ze begon enige hoop te koesteren dat deze beproeving gauw voorbij zou zijn. De spin liep van haar gezicht naar haar nek en begon aan de afdaling langs haar rug. Plotseling werd de jeep weer opgestart en reden ze weg. Vijf minuten later werd er weer gestopt en het dekzeil werd weggetrokken, waardoor ze eindelijk weer wat frisse lucht kon inademen.
"Oké dame, het is voorbij. Ik zal je losmaken. Waarom kijk je zo angstig? Je bent nu veilig, hoor."
Met haar ogen probeerde ze duidelijk te maken dat hij omzichtig te werk moest gaan, maar desondanks maakte de jonge soldaat ruw de touwen los en scheurde hij de tape van haar mond. Hij was stomverbaasd toen hij zag hoe Carolien vervolgens midden op de weg een soort primitieve dans uitvoerde, waarbij ze haar blouse van haar lichaam scheurde en wild om zich heen sloeg. De mannen hadden er nog urenlang plezier over gemaakt, maar het had heel lang geduurd voordat ze er zelf om kon lachen en de harige poten van de spin zouden de komende tijd nog vaak een rol spelen in haar dromen.
Twee dagen lang reden ze door dichtbegroeide bossen over slecht onderhouden, zompige weggetjes. Carolien had het gevoel dat ieder spoortje vrouwelijkheid verloren was gegaan in de modder die om de haverklap op haar armen en gezicht spatte. Ondanks verwoede pogingen tijdens de korte rustpauzes, lukte het haar niet het aangekoekte vuil goed te verwijderen en ze verlangde hevig naar een douche of bad. Gedurende de reis bestond de enige afleiding uit de aanspraak die haar ontvoerders haar boden en van lieverlede bouwde ze met hen een redelijke goede verstandhouding op. Er zit iets goeds in ieder mens, dacht ze hoewel ze in die zin een slag om de arm hield aangaande hun norse commandant die als hij haar aankeek haar met minachting opnam. Hij had met deze tocht een duidelijk doel voor ogen en een gezellig praatje met de gijzelaar was daar geen noodzakelijk onderdeel van. Sol en Edwin deden echter hun best de reis te veraangenamen, al was het alleen al door het verzorgen van een eindeloze stroom flauwe en onveranderlijk grove moppen. Het was Sol die op een gegeven moment aankondigde dat haar beproeving er binnen een paar uur op zou zitten.
"We komen straks langs een dorp waar je veilig zal zijn. Jij moet daar blijven en wij gaan door. Met de hoofdman van het dorp is afgesproken dat hij een tijdje voor je zal zorgen en dan, als wij hem een seintje geven, laat hij je gaan en kan je naar Paramaribo en terug naar huis."
Caroliens opgekropte emoties kwamen naar buiten in tranen en een ongecontroleerd lachen van opluchting en tot zijn verrassing gaf ze de jongen een knuffel, waarschuwde hem voorzichtig te zijn en zei dat ze hen zou missen. Allebei de jongens leken zich nogal opgelaten te voelen, maar toen ze lachte en een grapje maakte over hun leider, klopten ze haar vriendschappelijk op de rug en na een voorzichtige blik op de commandant lachten ze met haar mee.
Toen ze op hun plek van bestemming waren aangekomen, spoelde er een golf van blijdschap door Carolien heen. Ze was eindelijk weer terug in de beschaafde wereld. Er waren telefoondraden, een stuk geasfalteerd wegdek en behalve de primitieve hutjes aan de rand van het dorp, waren er ook bakstenen huizen. Het was al bijna donker geworden en daarom had ze geen kans veel meer van de omgeving te zien voordat ze stopten en haar te verstaan werd gegeven dat ze kon uitstappen. Een lange, nogal serieus uitziende man verscheen en sprak een paar minuten met de commandant voordat hij haar gebaarde zich bij hem te vervoegen zonder een woord te zeggen. Haar eerdere enthousiasme maakte plaats voor een gevoel van onrust en het was dan ook met enige spijt dat ze Sol en Edwin uitwuifde terwijl de jeep wegspoot in een gigantische stofwolk.
Ze volgde de man naar binnen in een laag huis met twee kamers en stond onzeker af te wachten terwijl de man twee olielampen aanstak. In de grotere kamer stonden een bed, een tafel, een stoel, en in een hoek een primitief soort fornuis. De vloer bestond uit aangestampte aarde met daaroverheen hier en daar een strooien mat. Verder was er één klein raam met gesloten luiken ervoor en Carolien vroeg zich af of dit haar gevangenis zou worden voor de komende tijd.
De man draaide zich naar haar toe, zijn ogen glimmend in het licht van de lampen. Hij was kalend, grijs aan de slapen en had een pokdalig gezicht en toch vond ze hem vagelijk aantrekkelijk, in het bijzonder toen hij grijnzend zijn grote, witte tanden ontblootte.
"Zo, daar ben je dan. Dit hier zal je thuis zijn totdat ik een bericht krijg van de anderen."
Hij sprak accentloos Nederlands en de welgemanierdheid van zijn warme stem was in volkomen tegenspraak met haar eerste indruk van de man. Ze was enigszins gerustgesteld.
"Ik zal een van de vrouwen vragen om wat water en eten te brengen. Ik ben bang dat er in dit huis nog geen sanitaire voorzieningen zijn aangebracht, maar daar wordt aan gewerkt. Ondertussen kun je gebruik maken van de put en het water koken. Het toilet is buiten, achter het huis. Pas op voor duizendpoten en spinnen; neem een bezem mee als je gaat."
Haar opluchting was tweeledig; ten eerste zou ze blijkbaar niet onderworpen worden aan een al te streng regime en ten tweede zou ze enige verzorging krijgen, in ieder geval vanavond.
"Trouwens, mijn naam is Albert."
"Carolien. Aangenaam kennis te maken."
Terwijl ze elkaar beleefd de hand schudden, barstte ze bijna in lachen uit vanwege het absurde van de hele situatie, maar hield zich in want ze wilde hem niet in verlegenheid brengen.
"Ik kom morgen nog even langs om te kijken hoe het ermee is en om te zien of je nog iets nodig hebt. Ik vermoed dat je nu wel toe bent aan een goede nachtrust."
"Dank je. Ik ben inderdaad doodmoe."
Ze wist niet wat ze verder moest zeggen. Zijn beschaafde manier van doen had haar volledig uit het veld geslagen.
"Die mevrouw komt er zo aan. Welterusten voor straks."
Na een kom gebakken rijst met wat vlees te hebben gegeten en vervolgens een onrustige nacht doorgebracht te hebben op een hobbelige maar in principe schone matras, werd Carolien wakker van het gelach van kinderen die buiten aan het spelen waren. Ze opende de luiken en zag drie of vier nagenoeg naakte jongetjes die een haan aan het opjagen waren. Het naar binnen stromende daglicht was oogverblindend en het duurde even voordat ze zich kon oriënteren en realiseerde waar ze was. Nog steeds voelde ze de bewegingen van de jeep in haar benen en in haar hoofd de moeheid van de uitputtende reis, maar het lukte haar een glimlach te produceren en de kinderen vriendelijk gedag te zeggen. Na één blik op haar bleke, onuitgeslapen gezicht en kop met ongeborsteld haar geworpen te hebben, renden ze gillend weg. Ze wist dat ze er als een heks uit moest zien en trok zich snel terug in de keuken om wat water te koken zodat ze haar gezicht en haar zou kunnen wassen. Nadat ze zich zo goed en zo kwaad als dat ging een beetje opgeknapt had, probeerde ze zichzelf zonder succes te bekijken in de zijkant van een pan. Aan haar kleding kon ze vooralsnog weinig doen en zonder spiegel had ze geen idee hoe ze er uitzag, maar ze voelde zich schoner en was er klaar voor de wereld tegemoet te treden. Ze opende de voordeur en zag tot haar schrik dat zich daar een kleine menigte verzameld had. De gezichten straalden geen vijandigheid doch slechts nieuwsgierigheid uit en toen ze naar buiten stapte zag ze hoe een giechelend kind een standje kreeg van zijn moeder.
"Hallo allemaal. Het is misschien een rare vraag, maar heeft er iemand misschien een spiegeltje voor me?"
Het ijs was gebroken en drie vrouwen, waaronder degene die haar de avond tevoren het eten had gebracht, kwamen naar voren en namen haar bij de arm.
"Ik ben Edsilia, dit is Nellie en dit is mijn zuster Lettie. Welkom in onze gemeenschap. Jij bent Carolien, toch? God is mijn getuige, jij bent hard toe aan een bad en schone kleren, meisje."
De drie vrouwen stuurden de horde kinderen voor zich uit en brullend van het lachen troonden ze Carolien mee dwars door het dorp naar de oever van de rivier.
"Luister Carolien", zei Edsilia die het woord scheen te voeren namens het groepje. "Wij hebben ons wasgoed meegenomen en drie schone jurken. Nadat je je hebt gewassen, kun je kiezen welke je wilt dragen."
"En hier heb je wat zeep", zei Lettie terwijl ze schuchter haar arm uitstak.
Carolien keek naar de drie stralende, zwarte gezichten die haar aanstaarden en teruggrinnikend besloot ze dat dit niet de tijd was voor valse schaamte. Zonder verder omhaal ontdeed ze zich van haar smerige kleding en ondergoed en liep het water in waar ook een aantal andere vrouwen zich aan het baden was. Ze negeerde de zachte gilletjes van verbazing die de goeddoorvoede dorpsvrouwen zich lieten ontglippen toen ze haar lichaam zagen. Ze begreep dat ze er uit moest zien als een met modder besmeurde bonenstaak, maar boven alles was ze zich pijnlijk bewust van het feit dat ze wit was, ontzettend wit!
De daaropvolgende dagen vlogen voorbij terwijl Carolien zich trachtte aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Ze wist dat, als ze dat echt wilde, ze het dorp kon ontvluchten. Eenmaal per dag was er een bus die het dorp aandeed en er was ook veel vrachtverkeer dat door het dorp heen kwam. Maar waar zou ze naar toe moeten, terug naar Amsterdam? Dat was niet erg aanlokkelijk, ze had daar tenslotte geen huis meer en ook geen baan. Ze kon proberen John te lokaliseren, maar ze zou niet weten waar te beginnen en bovendien had ze daar op dit moment de middelen niet voor. Ze had nu ook helemaal geen geld nodig want er werd haar van alles aangereikt door Edsilia en haar vriendinnen of door Albert, namens de dorpsgemeenschap. Naarmate de tijd voortschreed begon ze zich echter schuldig te voelen. Ze had een gigantische bankrekening - waar ze nu overigens niet aan kon komen zonder onwelkome aandacht op zichzelf te richten - en ondertussen was ze volledig afhankelijk van de vrijgevigheid van deze arme mensen. Maar er begon zich een idee te vormen in haar hoofd.
Tijdens een van Alberts dagelijkse bezoekjes om weer het een of ander voor het huis te brengen, besloot ze de stoute schoenen aan te trekken.
"Albert, ik weet niet hoe lang ik hier nog zal blijven maar ik zou graag iets doen om mijn kost te verdienen. Kunnen jullie misschien nog een leerkracht gebruiken voor de dorpsschool?"
Het gevolg was dat Carolien tijdelijk werd aangesteld als lerares Nederlands, ter vervanging van de vaste kracht die op het punt stond te bevallen van een tweeling. Op die manier verdiende ze voldoende om haar eigen voedsel en kleding te kunnen betalen. De dagen werden weken en Carolien genoot met volle teugen van haar nieuwe leven. Edsilia, Lettie en Nellie waren goede vriendinnen geworden en ze was betrokken geraakt bij hun familieleven. Langzamerhand werd ze steeds meer opgenomen in de gemeenschap en haar leven begon zich onherroepelijk te veranderen. Vreemd genoeg werden er zelden of nooit vragen gesteld over de reden van haar aanwezigheid in het dorp. De meeste mensen wisten wel van haar plotselinge verschijnen en de rest kon het blijkbaar niet veel schelen. Ook nu weer kon ze zonder al te veel moeite een verleden creëren zonder in details te treden en men was onder de indruk van haar ervaringen als heilsoldate, dat gaf haar op de een of andere manier geloofwaardigheid. In toenemende mate klopte men bij haar aan voor advies over sociale problemen en familiezaken, waardoor ze zich weer nuttig begon te voelen.
Een van die mensen was Albert, wiens regelmatige bezoekjes de oorzaak waren van een geruchtenstroom die voeding gaf aan het roddelcircuit van de vrouwen bij de rivier en 's avonds in de huiskamers. Ze kon erg goed opschieten met Albert - hij was duidelijk beter onderlegd dan de rest - en stukje bij beetje begon ze zich een beeld te vormen van zijn verleden.
"Ik heb in Nederland gewoond, wist je dat?"
"O ja?" Ze had dat wel vermoed, of in ieder geval dat hij in een grote stad was grootgebracht.
"Ja, ja, in Breda. Nou ja, eerst in Amsterdam maar later in Breda. Heel veel jaren."
"Echt waar? Hoe ben je daar terechtgekomen? En waarom ben je hier naar toe teruggekomen?"
Hij aarzelde om te antwoorden, terwijl hij een grote rieten mat ontrolde die de vloer van het huis grotendeels bedekte.
"Ik ben geboren in Amsterdam. Mijn vader werkte bij de spoorwegen en daar ben ik toen ook terechtgekomen. Op een gegeven moment ben ik naar Breda verhuisd. Toen ben ik getrouwd en om een lang verhaal kort te maken, mijn vrouw heeft me voor iemand anders verlaten en we zijn gescheiden."
Ze voelde aan dat hij niet het hele verhaal verteld had maar wilde uit beleefdheid niet aandringen.
"Wil je nog meer weten?"
"Alleen als je het wilt vertellen."
"Het is nogal pijnlijk. Ik heb geen goede herinneringen aan Nederland. Mijn vader en broer zijn allebei omgekomen bij een afschuwelijk auto-ongeluk."
Hij hield op met het rechtleggen van de mat en staarde uit het raam. Carolien werd overspoeld door een golf van medelijden en ging naast hem staan terwijl ze een hand op zijn schouder legde.
"Dat moet vreselijk geweest zijn, voor jou en je moeder. Leeft ze nog?"
Hij keek haar aan en zijn ogen vulden zich met tranen.
"Ik weet het niet, eerlijk waar. Ik heb het contact met haar verloren. Ze heeft het heel moeilijk gehad en..."
"Ja?"
"Ze is krankzinnig geworden. Op een gegeven moment herkende ze me zelfs niet meer. Ze hebben haar toen opgenomen in een inrichting en later hoorde ik dat ze was gaan zwerven. Ik schaamde me voor haar en heb haar de rug toegekeerd, maar nu schaam ik me nog veel dieper omdat ik haar verlaten heb toen ze me het meest nodig had."
Hij liet zijn tranen nu de vrije loop en Carolien nam hem troostend in haar armen, waar hij uithuilde op haar schouder.
"Toe maar, toe maar. Ach, je was jong, je begreep het niet en je kon het niet aan. Je zou haar nu toch alsnog kunnen proberen te vinden? Ik wil je daarbij wel helpen."
Hij kreeg geen kans te antwoorden want op dat moment verschenen Edsilia en Nellie in de deur die het paar aantroffen in een tamelijk compromitterende situatie.
"Ooh! Sorry dat we storen!"
De twee vrouwen maakten gniffelend dat ze wegkwamen, gevolgd door Carolien die als lerares op de dorpsschool aan haar reputatie moest denken.
"Nee, nee, dames. Het is niet wat jullie denken dat het is."
"Natúúrlijk Carolien, wij hebben niets gezien, hoor", grinnikte Nellie met rollende ogen en knipperende wimpers.
Ze had zeker tien minuten nodig voordat ze het gevoel had dat ze begrepen dat er niets gaande was tussen haar en Albert, en hoewel ze haar verhaal schijnbaar accepteerden, wist Carolien nagenoeg zeker dat ze er geen woord van geloofden. Het hele dorp zou binnen de kortst mogelijke tijd op de hoogte zijn. Toen ze terugkwam bleek dat Albert er niet meer was. Ze had het gevoel dat ze zijn vertrouwen beschaamd had. Wel vroeg ze zich af of ze misschien wel degelijk bepaalde gevoelens had voor Albert, maar verwierp die gedachte onmiddellijk als te belachelijk voor woorden.
De volgende keer dat ze elkaar op straat ontmoetten, leek het alsof er niets aan de hand was maar in feite was hij overdreven beleefd en enigszins afstandelijk. Toen na een week bleek dat hij gestopt was met zijn bezoekjes aan haar, vond ze dat het tijd was geworden er iets aan te gaan doen. Dit was belachelijk. Konden een volwassen man en vrouw dan geen vriendschapsrelatie hebben, al was het dan in een piepklein dorpje in de binnenlanden van Suriname? Zelfs als de ene zwart en de andere blank was, wat dan nog? Ze kon zich ergens wel voorstellen dat mensen het shockerend vonden, zeker de wat oudere dorpelingen, en ze had ook wel gemerkt dat men haar soms met scheve ogen had aangekeken, maar het kon haar niet schelen. Resoluut toog ze naar Alberts huis en ze klopte net zo lang op zijn deur tot hij opendeed.
Vanaf dat moment ontmoetten ze elkaar wanneer ze zin hadden zonder zich iets van iemand aan te trekken en na verloop van tijd raakte men er zo aan gewend dat het geen punt meer was. Ze was sowieso een opvallende figuur in de gemeenschap en de vrouwen, die heel praktisch ingesteld waren, redeneerden dat ze toch op z'n minst met één persoon van de andere sekse contact moest kunnen hebben; dat was natuurlijk en aangezien er verder geen Europeanen voorhanden waren, was het logisch dat het iemand uit het dorp zou zijn. Bovendien was Albert een gerespecteerd en ook enigszins gevreesd lid van de gemeenschap. Iedereen wist van zijn bemoeienissen met de drugshandel. Iedereen, behalve Carolien. Toen hij haar er die middag van op de hoogte stelde, was ze geschokt.
"Ik had het kunnen weten. Jij was het tenslotte die onderhandelde met die commandant, of hoe je die vent ook wilt noemen. Ben je er nog steeds bij betrokken? Is het niet gevaarlijk?"
"Ja, maar niet meer zo intensief tegenwoordig. Af en toe is het noodzakelijk en iedereen weet dat ik het voor het dorp doe. Het geld dat we ermee verdienen gaat linea recta naar bepaalde voorzieningen die de regering in Paramaribo ons niet kan verschaffen, zoals jouw baantje bijvoorbeeld."
Carolien was tot in het diepst van haar ziel geschokt over het feit dat haar salaris werd betaald uit criminele drugsgelden.
"Ja, het zal wel een schok voor je zijn, maar je ziet hoe arm we zijn. Je ziet wat we nodig hebben. Niemand wordt er rijk van, maar we kunnen er allemaal een heel klein beetje beter van leven. Dat begrijp je toch wel?"
Er begon zich een idee te vormen in haar hoofd. Het was een vaag idee en er waren veel complicaties aan verbonden, maar tijdens het gesprek dat volgde en dat zeker een uur duurde, werd het steeds vastomlijnder.
"Albert, kan ik je iets in vertrouwen vertellen, iets dat tussen ons blijft?"
Albert keek gekwetst en draaide zich om.
"Als je dat nu nog weet, dan kun je me beter niets meer vertellen."
"Sorry, sorry. Maar weet je wat het is, ìk kan het dorp helpen, financieel ondersteunen. Ik heb de beschikking over veel geld, maar je moet me één ding beloven, Albert."
"En dat is?"
"Geen drugstransporten meer. Dat moet ophouden. Het wordt anders nog een keer je dood en dat zou ik niet kunnen verdragen. Beloof je dat? Ik bedoel, ik ben erg op je gesteld en ik wil je niet verliezen. Je bent mijn vriend en... meer dan dat... geloof ik..."
Het was eruit voordat ze het wist. Hun eerste kus was een bijzondere ervaring voor Carolien. De gevoelens die nu loskwamen, waren bij Ivo en zelfs bij John nooit aan de orde geweest. Dit was echte passie en ze gaf zich er met heel haar ziel aan over.
Naderhand, terwijl ze tegen elkaar aan lagen en Albert tevreden een sigaar rookte, kwam er een gedachte bij haar op, als een bliksemschicht, een openbaring zo krachtig dat ze het antwoord wist voordat ze de vraag stelde.
"Albert... is de naam van jouw moeder... Elfriede?"
43. Gerrit verliest een baan maar krijgt een toekomst
Gerrit schrok op. Het kloppen op de deur had zijn concentratie verbroken, maar hij verwelkomde de interruptie want hij had al veel te lang achter de computer gezeten en begon zo langzamerhand hoofdpijn te krijgen van het staren naar het beeldscherm. Om zijn promotie veilig te stellen was hij genoodzaakt heel wat extra uren in zijn werk te steken, en hij was vastberaden deze kans niet door zijn vingers te laten glippen. Hij vermoedde dat Roy had aangeklopt met nog meer vragen over huurcontracten en andere officiële papieren. Hij mocht Roy heel graag en het had er alle schijn van dat Candice niet de behoefte had gehad allerlei pijnlijke bekentenissen af te leggen, waardoor hun vriendschap de kans kreeg zich verder te ontwikkelen. Hij wist dat de waarheid misschien ooit nog wel boven tafel zou komen maar hij hoopte van niet. De hele affaire had geen dramatische gevolgen gehad en niemand had er iets bij verloren, behalve dan misschien een beetje trots, en dus was er geen enkele reden om geen vriendschap op te bouwen. Hij bewonderde de Amerikaan om diens vastberadenheid een nieuw leven op te bouwen in een vreemd land en betwijfelde of hij zelf tot zoiets in staat zou zijn.
Hij pakte een biertje uit de koelkast en liep vervolgens naar de deur om open te doen. Tot zijn verbazing was het niet Roy die voor de deur stond maar Elfriede.
"Oh, hallo Elfriede. Ik dacht dat het iemand anders was."
"Het spijt me je te moeten teleurstellen, liefje. Zal ik maar weer gaan?"
"Nee, nee, kom d'r in. Zal ik een warme chocolademelk voor je maken?"
"Dat biertje ziet er eigenlijk wel lekker uit, liefje, maar we blijven niet lang, wat jij Beest?"
De hond stak zijn kop omhoog uit de mand maar Gerrit bedwong de neiging het dier te aaien; Elfriede was tot daar aan toe, maar Beest was een ander verhaal. Elfriede liep door naar de woonkamer. Gerrit vond dat ze er schoner dan anders uitzag en haar kleding was ook veranderd; in feite zag ze er jaren jonger uit en hij vroeg zich af waarom hij haar in eerste instantie zoveel ouder had geschat.
"Ik zie dat je het druk hebt, liefje. Dat heeft zeker te maken met de nieuwe baan, hè?"
Gerrit was stomverbaasd.
"Hoe wist je dat?"
"Aahh, ik weet veel dingen. Dat zou je nu toch wel moeten weten. Maar hoe is het met je, liefje? Je ziet een beetje bleekjes. Zorg je wel goed voor jezelf?"
Gerrit vond het wel een goede grap om dat uit de mond van een zwerfster te moeten horen.
"Ik voel me prima. Ik ben alleen op dit moment heel druk met mijn werk. Ik moet een goede indruk maken, begrijp je? Wil je trouwens een glas voor je bier?"
Elfriede keek hem aan en lachte.
"Zie ik eruit als een dame die een glas nodig heeft? Nee liefje, ik drink wel uit het flesje, maar ik ben gekomen om het met je over je toekomst te hebben."
"Hoe bedoel je? Volgens mij is mijn toekomst tamelijk helder. Of ik krijg deze baan waardoor ik iets hoger op de maatschappelijke ladder kom te staan, of ik krijg hem niet en dan blijf ik zitten waar ik zit. Wat er ook gebeurt, er is niets verloren."
"Pak voor jezelf ook een biertje, liefje, en ga dan zitten en probeer je te ontspannen. Ik word er bloednerveus van als je zo boven me blijft uittorenen.
Gerrit volgde haar advies op en ging tegenover haar zitten.
"Oké, voor de draad ermee. Waarover wilde je me spreken?"
"Nou, om te beginnen heb je wel een erg groot risico genomen met je vrienden, vind je niet?"
Gerrits mond viel open. Ze was een toverkol, dat stond vast, en hij vond het niet bepaald prettig dat zijn leven zo minutieus onder de loep genomen werd, maar aan de andere kant had hij ontzettend veel aan haar gehad.
"Begrijp me niet verkeerd, ik vel geen oordeel. Wat je met je leven doet is jouw zaak en uiteindelijk heb je juist gehandeld, zo is het toch? Liefdesaffaires zijn slechts avontuurtjes, terwijl vriendschap voor eeuwig kan zijn en je zult je vrienden nog nodig hebben."
"Wat bedoel je?"
"Dit baantje waar je achter aan zit... Ik denk niet dat je het zal krijgen, liefje, en bovendien lijkt me dat maar het beste."
"Wacht eens even. Weet je zeker dat ik die baan niet zal krijgen?"
"Oh nee, niets is zeker in het leven. Kijk, mensen kunnen kiezen welke kant ze op gaan, maar je toekomst kan in verschillenden richtingen voorbeschikt zijn, afhankelijk van de keuzes die je maakt. Begrijp je dat?"
"Nou nee, niet echt."
"Oké, bekijk het dan eens op de volgende manier. Wat zou er gebeurd zijn als je ervoor gekozen had in Florida te blijven in plaats van terug te keren naar Amsterdam?"
"Geen idee. Ik zou daar wel een baan zijn gaan zoeken, denk ik."
"En dus zou je hele toekomst zijn veranderd. Waarom denk je dat je ervoor gekozen hebt terug te keren?"
"Nou, het was gewoon duidelijk dat het niet zou gaan werken."
"Ja en wanneer realiseerde je je dat? Wat maakte dat je van gedachten veranderde over Candice? Het is toch een leuke vrouw en ze had je veel kunnen geven."
"Ik weet het niet, een soort zesde zintuig, neem ik aan."
"Precies. Je werd gewaarschuwd door je instincten en je besloot een andere weg te bewandelen en terug te keren. In principe was dat dus een keuze tussen twee verschillende invullingen van jouw toekomst. Je hebt op dat moment een keuze gemaakt en nu zijn er weer nieuwe keuzes om te maken. Eigenlijk maken we dat soort keuzes iedere dag van ons leven, sommige goed, andere verkeerd, maar uiteindelijk bereiken we allemaal onze lotsbestemming en ik ben hier nu om je te vertellen dat die van jou niet ligt in het kantoor van een verzekeringsmaatschappij."
Elfriede zag aan zijn gezicht dat Gerrit compleet in de war was en ze vervloekte haar gebrek aan tact en taalvaardigheid.
"Denk aan je verleden, Gerrit. Wat zijn de sleutelmomenten geweest die je hebben gemaakt tot wie je nu bent? En wat zegt dat over wat je in de toekomst moet gaan doen? Ik ga het niet voor je uitspellen want, zoals ik al zei, we moeten onze eigen keuzes maken, anders bestaat het gevaar dat je de lotsbestemming van iemand anders gaat nastreven. Dus alsjeblieft, voel je niet bezwaard om voor deze baan te gaan. Ik weet dat je dat toch wel zult doen omdat je me niet gelooft, dat zie ik in je ogen. Maar beloof me dat je achteraf, of het nu gelukt is of niet om dat baantje te krijgen, goed en lang gaat nadenken over wat je eigenlijk met je leven zou moeten doen."
Gerrit was volkomen overdonderd. Deze vrouw wist zo beangstigend veel van hem, tot aan de traumatische geheimen van zijn jeugd, terwijl hij bijna niets van haar wist. Waar haalde ze het recht vandaan zijn leven binnen zomaar te wandelen, pijnlijke zaken uit zijn verleden op te rakelen en nu ook nog te proberen zijn toekomst te beïnvloeden? Een egocentrische gedachte, in aanmerking nemende hoezeer ze hem geholpen had bij de verwerking van zijn jeugdtrauma. Waarom kwam hij dan toch weer in opstand tegen haar? Hij was hogelijk geïrriteerd, hoewel hij aanvoelde dat Elfriede het goed bedoelde. Hij had zich altijd gestoord aan mensen die probeerden hem te beïnvloeden en hoewel de vergelijking met zijn vader hier niet opging, had hij ook nu het gevoel dat er met zijn leven gesold werd.
"Ik heb genoeg gezegd. Je hebt tijd nodig om te overdenken wat ik je gezegd heb. Je zult wel denken dat ik een soort gevaarlijke heks ben die eigenlijk opgesloten zou moeten worden. Misschien heb je wel gelijk, maar ik heb gedaan waarvoor ik gekomen ben. Ik heb de boodschap overgebracht en nu moet ik er vandoor."
"Nee Elfriede, het spijt me maar je moet begrijpen dat ik een beetje in de war ben, geschokt zelfs. Het is een heel onprettig gevoel dat een vreemde zo ontzettend veel over je persoonlijk leven weet."
"Ik ben geen vreemde, liefje, integendeel. Maar goed, ik moet er nu echt vandoor. Beest moet een plasje doen. Tot gauw, liefje."
Voor hij er erg in had en haar kon tegenhouden, was ze al vertrokken en in de stilte die volgde op het dichtslaan van de voordeur vroeg hij zich af of hij het niet allemaal gedroomd had. Hij voelde zich een beetje schuldig en nam zich voor de volgende keer dat hij haar zou zien een en ander recht te zetten en zijn waardering te betuigen voor wat ze voor hem gedaan had.
Terwijl hij weer achter zijn computer ging zitten en zich boog over de eindeloze hoeveelheid dossiers die zijn geduld danig op de proef stelden, begon de kracht van hetgeen ze gezegd had te verdampen en hij besloot dat het werk waar hij mee bezig was hoe dan ook gedaan moest worden. Hij had zijn zinnen gezet op deze promotie en hij was niet van plan Leontine met de eer te gaan laten strijken, alleen maar vanwege een paar merkwaardige opmerkingen van een oude zwerfster.
Hij had thuis zitten werken tot vroeg in de ochtend en was trots op de hoeveelheid werk die hij verricht had. Hij was er van overtuigd dat hij hiermee een flinke voorsprong op Leontine had bewerkstelligd en zodra hij op kantoor kwam zorgde hij ervoor dat alles veilig op de harde schijf werd geïnstalleerd. Na een paar telefoontjes om nog wat zaken af te handelen zou hij de afgewikkelde dossiers kunnen afleveren bij Nelleke Knol om vervolgens de complimenten in ontvangst te nemen waar hij meende recht op te hebben.
Het was gedurende een telefoontje naar een cliënt in Rotterdam dat zijn optimisme volledig de kop werd ingedrukt. De cliënt was wat gegevens aan het opzoeken en ondertussen besloot Gerrit zijn e-mail door te nemen. Hoewel het volgens de richtlijnen van het bedrijf ten strengste verboden was de e-mail voor persoonlijke doeleinden te gebruiken, had Gerrit het e-mailadres van zijn werk aan verschillende van zijn vrienden gegeven en hij wist dat iedereen op kantoor dat deed. Er waren in de loop van de tijd verschillende memo's geweest die voor de eventuele consequenties waarschuwden maar Gerrit wist dat het bedrijf niet over de software beschikte dat het computergebruik van individuele werknemers in de gaten zou kunnen houden, en dus voelde hij zich veilig. Er zaten twee berichten in de inbox, het eerste van een collega in een ander kantoor en het tweede van Funny Girl. Hij opende het bericht, ervan uitgaande dat het afkomstig was van een vroeger vriendinnetje die dezelfde alias had gebruikt.
Jezus, alweer zo'n sekssite, dacht hij terwijl er op zijn beeldscherm gratis porno werd aangeboden. Op dat moment kwam de cliënt terug en boog hij zich weer over het dossier. Pas toen het geschreeuw en gevloek van zijn collega's tot hem doordrong, draaide hij zich om om te kijken wat er aan de hand was. Zijn beeldscherm was zwart geworden en het woord 'suckers' flitste aan en uit, hem beschuldigend in een spookachtig karmozijnrode kleur. Er klonk een geluid dat nog het meest deed denken aan een sirene en toen viel alles stil. Gerrits hart klopte in zijn keel. Had hij dit veroorzaakt? Had hij een virus binnengelaten op zijn computer dat vervolgens het gehele netwerk had geïnfecteerd? Hij vreesde dat het daar alle schijn van had. De daaropvolgende dagen was het hele kantoor in rep en roer. Alle harde schijven waren gewist en heel veel noeste arbeid was verloren gegaan. Ook al Gerrits extra inspanningen waren vergeefs geweest, maar omdat het zijn fout was geweest durfde hij nauwelijks te klagen hoewel hij zijn best deed te doen alsof het voor hem net zo'n grote verrassing was als voor zijn collega's. Er werd een stel experts bijgehaald en aan één van hen vroeg hij of de gegevens toch nog op een of andere manier teruggehaald zouden kunnen worden.
"Vergeet het maar! Dit systeem is helemaal verknald. Een of andere idioot heeft er een virus op losgelaten en dat heeft het hele netwerk gewist. Het enige dat we kunnen doen is achterhalen op welke manier en via welke computer het binnen is gekomen. Daar zullen we ook zeker achterkomen, maar verder zijn alle gegevens verloren gegaan, tenzij er back-ups gemaakt zijn. Dit is een dodelijk virus."
Vanaf dat moment wist Gerrit dat het slechts een kwestie van tijd zou zijn voordat ontdekt werd dat hij het allemaal veroorzaakt had. Die promotie kon hij wel vergeten en de vraag was nu of hij zijn huidige baan zou kunnen behouden. Het antwoord kwam een week later toen hij werd ontboden op het kantoor van Nelleke Knol. Onderweg kwam hij Leontine tegen op de gang.
"Heel veel sterkte, Gerrit. En dat zul je nodig hebben ook!"
Hij had de grijns wel van haar gezicht willen slaan.
Nadat ze verbaal de vloer met hem had aangeveegd en hem in niet mis te verstane bewoordingen had laten weten dat zijn diensten niet langer gewenst waren, pauzeerde mevrouw Knol even alvorens de genadeslag toe te brengen.
"Oja Gerrit, je moet nog weten dat onze advocaten aan het uitzoeken zijn hoe het zit met de aansprakelijkheid. Je hebt ons een hoop geld gekost en we willen kijken of dat op de een of andere manier verhaald kan worden, dat zul je begrijpen. Nadat je je bureau uitgeruimd hebt en vertrokken bent, zul je dus ongetwijfeld nog van ons horen."
De opgestoken middelvinger die hij voor haar in petto had, gaf hem niet de voldoening waar hij op gehoopt had, waarschijnlijk vooral omdat zij toch weer het laatste woord had.
"Oja, nog iets. Je hebt de eer om als eerste Leontine te feliciteren met haar nieuwe baan."
De ijskoude blik die ze hem daarbij toewierp maakte dat hij zich tot in het diepst van zijn ziel vernederd voelde en met gebogen hoofd droop hij af.
Pas na zich twee dagen opgesloten te hebben in zijn appartement, beantwoordde hij het aanhoudende geklop op de deur van een bezorgde Roy en liet hem binnen.
"Mijn God, Gerrit, je ziet er niet goed uit."
"Nou, dat klopt dan wel want ik voel me ook niet zo geweldig."
Veel later, na zijn verhaal gedaan te hebben en zijn ellende verzacht te hebben door het drinken van een flinke hoeveelheid bier, vroeg Gerrit aan Roy wat hij moest doen.
"Als je me een paar weken de tijd geeft, kan ik waarschijnlijk wel een baantje voor je regelen bij het bedrijf waar ik werk, maar zou je dat willen? Mijn gevoel zegt dat Elfriede misschien wel gelijk heeft. Je moet de tijd nemen om iets te vinden dat echt bij je past. Ik weet niet precies waarom, maar ik vertrouw haar blindelings. Ze beschikt over mysterieuze krachten, die vrouw, en ze had gelijk wat betreft je promotie."
"Ze zei me naar mijn verleden te kijken om te zien waar mijn toekomst ligt. Tenminste, zo heb ik het begrepen want er was af en toe geen touw aan vast te knopen."
"Misschien heeft ze gelijk. Wat is het waar jij meer vanaf weet dan iemand anders?"
"Geen idee. Het enige waar ik goed in ben zijn cijfertjes en computers, hoewel ik wat dat laatste betreft aardig door de mand gevallen ben."
"Nee, het moet dieper zitten. Waarom zou Elfriede verwijzen naar je verleden? Waar heeft ze invloed op gehad?"
Plotseling drong het tot Gerrit door.
"Oh, je bedoelt die incesttoestand? Ik geloof niet dat ik daar ooit nog iets mee te maken wil hebben."
"Niemand die het beter begrijpt dan jij."
Gerrit dacht er over na. Misschien had hij gelijk, misschien had hij inderdaad capaciteiten op een geheel ander vlak dan accountancy of verzekeringen.
"Wat dan? Denk je dat ik iets zou kunnen doen dat daar mee te maken heeft?"
"Weet ik veel. Ik weet niet hoe het sociale werk in Nederland georganiseerd is, maar ik weet zeker dat er behoefte aan opvang is voor dat soort mensen. Slachtofferhulp, dat soort dingen."
Voor het eerst in dagen begon Gerrit weer wat hoop te krijgen.
"Ja, je hebt gelijk. Ik zou waarschijnlijk een of andere opleiding moeten doen, maar het is zeker een mogelijkheid. Ik zal het morgen direct eens gaan uitzoeken."
"Goed zo, dat lijkt er meer op. Zie je nou wel dat dat gekke ouwe wijf toch nog gelijk heeft gekregen. Over Elfriede gesproken, ik kreeg dit briefje en ik hoop dat je het voor me kunt vertalen. Het is gericht aan mij, Candice en aan jou. Hier, je kunt het maar beter even lezen."
Gerrit nam het briefje aan en las het.
Lieve Roy, Candice en Gerrit,
Volgende week is het Koninginnedag en tijdens de vrijmarkt zal ik op een plek in de Berenstraat gaan zitten. Het probleem is alleen dat ik, zoals jullie weten, niet veel spullen heb om te verkopen. Daarom wilde ik jullie vragen of jullie iets ouds dat jullie niet meer nodig hebben zouden willen afstaan. Het geld dat ik ermee verdien gaat naar een goed doel, dat kan ik jullie verzekeren, want voor mezelf hoef ik niets. Er is echter één voorwaarde, het moet wel iets zijn dat iets voor jullie betekent, iets dat vertegenwoordigt wat jullie zijn. Op die manier heeft het veel meer waarde. Je hoeft het pas op de ochtend van de dag zelf langs te komen brengen. Ik hoop dat jullie me kunnen helpen.
Liefs,
Elfriede & Beest
Gerrit keek Roy aan en trok zijn schouders op.
"Hebben we een keus?"
"Volgens mij geen enkele."
42. Carolien in het oerwoud
43. Gerrit verliest een baan maar krijgt een toekomst
The Amsterdam Series
Home
Kameleonesk